Deel 19 van de Volledige Werken van Willem Frederik Hermans bevat vijf publicaties die onder de noemer ‘Werk van anderen’ worden bijeengebracht: het door Hermans samengestelde Focquenbroch. Bloemlezing uit zijn lyriek en vier vertalingen. De eerste twee vertalingen – Zonlicht op Zaterdag (1947) van de Britse roman- en toneelschrijver J.B. Priestley en het populairwetenschappelijke Kraters in lichterlaaie (1954) van de geoloog en vulkanoloog Haroun Tazieff – waren opdrachten die Hermans vooral aannam om geld te verdienen. De bloemlezing (1946) kwam voort uit een literair-historische interesse die Hermans al op jeugdige leeftijd voor de 17de-eeuwse dichter Willem Godschalk van Focquenbroch ontwikkelde, en zijn langdurige belangstelling voor de filosofie van Wittgenstein resulteerde in 1975 in de vertaling van Wittgensteins Tractatus logico-philosophicus. Enkele jaren later ontdekte Hermans ‘een geweldig boek’ van de Franse schrijver Henri Béraud, Le Martyre de l’obèse, dat hij in 1981 als De martelgang van de dikzak, voorzien van een uitgebreid nawoord, bij De Bezige Bij publiceerde.


Naar boven