De donkere kamer van Damokles (1958)

Inleiding

De eerste druk van De donkere kamer van Damokles verscheen in het najaar van 1958. De roman was voortgekomen uit het in 1952 als novelle opgezette manuscript ‘Een overgevoelige natuur’, dat Hermans aanvankelijk onvoltooid liet. In de jaren daarna zou Hermans met tussenpozen verder schrijven aan de roman De donkere kamer van Damokles, die hij uiteindelijk in de zomer van 1958 afrondde. Bij verschijnen was het succes van De donkere kamer van Damokles groot en de roman werd al snel herdrukt. In de tweede en derde druk, beide verschenen in 1959, bracht Hermans wijzigingen aan. Vanwege een conflict met Uitgeverij Van Oorschot verscheen vanaf 1962 een aantal herdrukken zonder correcties. Een herziene uitgave van De donkere kamer van Damokles, inmiddels de elfde druk, kwam er pas weer in 1971, waarna opnieuw een reeks van ongewijzigde herdrukken volgde. De tweeëntwintigste druk uit februari 1979 was weer door Hermans herzien. Ook in de jaren tachtig en negentig van de twintigste eeuw verschenen nog enkele (licht) gewijzigde herdrukken van de roman. De vijfendertigste druk van De donkere kamer van Damokles, uit januari 1994, vormt het uitgangspunt voor de tekst van de editie.

De tekstgeschiedenis van De donkere kamer van Damokles biedt een overzicht van alle in het onderzoek gebruikte documentaire primaire bronnen, met bibliografische verwijzingen naar gedrukt materiaal en beschrijvingen van niet openbaar toegankelijk archiefmateriaal; dit onderdeel bevat bovendien uniek beeldmateriaal uit het archief-Hermans.

De tekstbezorging van De donkere kamer van Damokles bestaat uit drie lijsten. Bij de editeursingrepen wordt een overzicht gegeven van alle correcties die in de geëditeerde tekst zijn aangebracht. De twee andere lijsten geven overzichten van witregels die in de editie van De donkere kamer van Damokles samenvallen met het einde van een pagina en koppeltekens die voorkomen aan het einde van een regel.


De tekstgeschiedenis van De donkere kamer van Damokles

De hieronder gepresenteerde lijst biedt een beknopt overzicht van alle overgeleverde primaire documentaire bronnen van De donkere kamer van Damokles die van belang zijn voor de tekstgeschiedenis van de roman. Deze zogenaamde ‘overlevering’ bestaat per bron uit drie onderdelen: een gecodeerde aanduiding van de bron (het sigle), een korte beschrijving van de bron met een datering en, indien van toepassing, een verwijzing naar de relevante nummers in de primaire Hermans-bibliografieën Het bibliografische universum van Willem Frederik Hermans van Janssen en Van Stek (verder: JS) of Schrijven is verbluffen van Delvigne en Janssen (verder: DJ).[1]
Alle niet openbaar toegankelijke bronnen krijgen een beknopte documentaire beschrijving die direct vanuit de overlevering aanklikbaar is. De bronbeschrijvingen kunnen ook in chronologische volgorde worden geraadpleegd. Deze beschrijvingen geven via een aantal illustratieve voorbeelden aan hoe Hermans zijn teksten in de loop van een groot aantal jaren herzag en gaan ook in op de rol van derden (uitgevers, redacteuren, typografen, zetters, correctoren en lezers) bij dit voortdurende proces van herzien en verbeteren.[2] Aan de beschrijvingen gaat een korte bibliografische typering vooraf: deze bestaat achtereenvolgens uit het sigle, de beknopte beschrijving van de bron, paginering, datering, een verwijzing naar de plaats van herkomst en een eventuele signatuur. Bij bronnenmateriaal uit het archief-Hermans is een afbeelding toegevoegd.

[1] Zie voor een meer uitgebreide toelichting bij de Overlevering de Inleiding bij de Tekstgeschiedenis van de roman Conserve (Volledige Werken Deel 1).
[2] Uit het archiefonderzoek voor de tekstconstitutie blijkt dat Hermans incidenteel ook wijzigingen aanbracht in teksten die in een bloemlezing werden opgenomen. Ook die krijgen een aparte bronbeschrijving. Primaire bronnen zonder inhoudelijke correcties, die wel zijn opgenomen in Het bibliografische universum, krijgen geen aparte beschrijving.


Overlevering

verwijst naar een afbeelding afkomstig uit het archief-Hermans/collectie Frans A. Janssen

M1 Manuscript van ‘Een overgevoelige natuur’ (1952)
D1 Eerste druk van De donkere kamer van Damocles (1958) (JS 146)
D1m1 Correctie-exemplaar van de eerste druk van De donkere kamer van Damocles (1958)
D1m2 Kopijexemplaar van de eerste druk voor de tweede druk van De donkere kamer van Damocles (1958)
P1 Drukproef voor de tweede druk van De donkere kamer van Damocles (1959)
D2 Tweede druk van De donkere kamer van Damocles (1959) (JS 147)
D2m3 Correctie-exemplaar van de tweede druk van De donkere kamer van Damocles (1959)
D3 Derde druk van De donkere kamer van Damocles (1959) (JS 148)
D4 Zesde druk van De donkere kamer van Damocles (1963) (JS 151)
[D5] Zevende druk van De donkere kamer van Damocles (1966) (JS 152)
D6 Achtste druk van De donkere kamer van Damocles (1966) (JS 153)
D7 Negende druk van De donkere kamer van Damocles (1967) (JS 154)
D8 Tiende druk van De donkere kamer van Damocles (1970) (JS 155)
D8m4 Kopijexemplaar van de tiende druk voor de elfde druk van De donkere kamer van Damocles (1971)
D9 Elfde druk van De donkere kamer van Damokles (1971) (JS 156)
[D10] Twaalfde druk van De donkere kamer van Damokles (1971) (JS 157)
[D11] Dertiende druk van De donkere kamer van Damokles (1972) (JS 158)
[D12] Veertiende druk van De donkere kamer van Damokles (1973) (JS 159)
[D13] Vijftiende druk van De donkere kamer van Damokles (1973) (JS 160)
[D14] Zestiende druk van De donkere kamer van Damokles (1974) (JS 161)
[D15] Zeventiende druk van De donkere kamer van Damokles (1975) (JS 162)
[D16] Achttiende druk van De donkere kamer van Damokles (1976) (JS 163)
[D17] Negentiende druk van De donkere kamer van Damokles (1976) (JS 164)
[D18] Twintigste druk van De donkere kamer van Damokles (1977) (JS 165)
D19 Eenentwintigste druk van De donkere kamer van Damokles (1978) (JS 166)
D19m5 Correctie-exemplaar van de eenentwintigste druk van De donkere kamer van Damokles (1978)
D19m6 Kopijexemplaar van de eenentwintigste druk voor de tweeëntwintigste druk van De donkere kamer van Damokles (1978)
P2 Drukproef voor de tweeëntwintigste druk van De donkere kamer van Damokles (1978)
P3 Drukproef (revisie) voor de tweeëntwintigste druk van De donkere kamer van Damokles (1978)
D20 Tweeëntwintigste druk van De donkere kamer van Damokles (1979) (JS 167)
D20m7 Correctie-exemplaar van de tweeëntwintigste druk van De donkere kamer van Damokles (1979)
D20m8 Correctie-exemplaar van de tweeëntwintigste druk van De donkere kamer van Damokles (1979)
D20m9 Kopijexemplaar van de tweeëntwintigste druk voor de drieëntwintigste druk van De donkere kamer van Damokles (1979)
D21 Drieëntwintigste druk van De donkere kamer van Damokles (1979) (JS 168)
D22 Vijfentwintigste druk van De donkere kamer van Damokles (1981) (JS 170)
D22m10 Correctie-exemplaar van de vijfentwintigste druk van De donkere kamer van Damokles (1981)
D23 Zesentwintigste druk van De donkere kamer van Damokles (1982) (JS 171)
D24 Zevenentwintigste druk van De donkere kamer van Damokles (1983) (JS 172)
D25 Achtentwintigste druk van De donkere kamer van Damokles (1984) (JS 173)
D25m11 Correctie-exemplaar van de achtentwintigste druk van De donkere kamer van Damokles (1984/1985)
D25m12 Correctie-exemplaar van de achtentwintigste druk van De donkere kamer van Damokles (1985)
D26 Negenentwintigste druk van De donkere kamer van Damokles (1985) (JS 174)
D26m13 Correctie-exemplaar van de negenentwintigste druk van De donkere kamer van Damokles (1985/1986)
D26m14 Correctie-exemplaar van de negenentwintigste druk van De donkere kamer van Damokles (1986)
D27 Dertigste druk van De donkere kamer van Damokles (1986) (JS 175)
D28 Tweeëndertigste druk van De donkere kamer van Damokles (1988) (JS 177)
D29 Drieëndertigste druk van De donkere kamer van Damokles (1990) (JS 178)
D30 Vierendertigste druk van De donkere kamer van Damokles (1991) (JS 179)
D30m15 Correctie-exemplaar van de vierendertigste druk van De donkere kamer van Damokles (1993?)
D30m16 Kopijexemplaar van de vierendertigste druk voor de vijfendertigste druk van De donkere kamer van Damokles (1993)
D31 Vijfendertigste druk van De donkere kamer van Damokles (1994) (JS 180)


Bronbeschrijvingen van De donkere kamer van Damokles

M1
Manuscript van ‘Een overgevoelige natuur’
Omvang: 81 bladen
Voorjaar 1952
Letterkundig Museum
H 00544

De oorsprong van De donkere kamer van Damokles ligt in het voorjaar van 1952. Toen begon Hermans aan een nooit voltooide novelle ‘Een overgevoelige natuur’, die aanvankelijk bedoeld was voor de verhalenbundel Paranoia.[1] Hermans schreef de novelle in een dummy van een Van Oorschot-uitgave van Multatuli’s Woutertje Pieterse. Bij zijn verhuizing van Haren naar Parijs in 1973 verkocht Hermans een deel van zijn bibliotheek, waarbij de dummy werd aangezien voor een gewoon boek en bij een antiquariaat belandde. De koper van destijds bood het manuscript in 2004 ter veiling aan bij Veilinghuis Bubb Kuyper, waar het kon worden aangekocht door het Letterkundig Museum.
De novelle is geschreven op drieënveertig ongenummerde rechterpagina’s. Een groot deel van de linkerpagina’s gebruikte Hermans voor het aanbrengen van correcties en aanvullingen. De basislaag van het manuscript is, net als veel doorhalingen en aanvullingen, geschreven in grijze en lichtgrijze inkt, met uitzondering van een viertal pagina’s die met zwarte inkt werden geschreven. Een deel van de correcties is, mogelijk in een iets latere fase, aangebracht met lichtblauwe vulpeninkt, incidenteel zijn er andere schrijfstoffen gebruikt (rood, groen en grijs potlood). Hermans werkte op verschillende tijdstippen aan de tekst, maar de basis lijkt binnen vrij korte tijd op papier te zijn gezet. Bovenaan de eerste pagina, in lichtgrijze inkt geschreven en kort daarna kruisgewijs in zijn geheel doorgehaald, schreef Hermans de titel ‘Een overgevoelige natuur’, gevolgd door twee kernachtige openingszinnen: ‘Wanneer de mensen niet bang waren, zouden zij nooit willen doen alsof zij andere mensen kenden. Zij zouden alleen oordelen over feiten en daden, niet over karakters.’[2] Het is niet onmogelijk dat deze eerste inleidende pagina, waar Hermans zijn op dat moment nog naamloze ik-personage introduceert en waar de titel van het manuscript direct wordt verklaard, een herneming is van een eerdere opzet, want een voorafgaande bladzijde is in zijn geheel uit de dummy gescheurd.

Na de eerste inleidende pagina volgt een verhaal dat in een aantal opzichten overeenkomsten vertoont met De donkere kamer van Damokles, al zijn er ook grote verschillen. Een van die opvallende verschillen is dat ‘Een overgevoelige natuur’ ná de oorlog (‘En die omstandigheden, de oorlog was voorbij’) door een terugblikkende ik-verteller wordt verhaald. Die ik-verteller, die verderop in het manuscript enkele keren bij zijn naam Osewoudt wordt genoemd, vertelt over zijn mobilisatie bij de burgerwacht gedurende de eerste oorlogsdagen, en over een bezoek van enkele soldaten aan zijn sigarenwinkel, waarbij hij kennis maakt met een luitenant Jagtman die hem een filmpje geeft om bij gelegenheid te ontwikkelen. Tijdens een tweede ontmoeting vertelt Jagtman hem over twee in zijn opdracht door Nederlandse soldaten neergeschoten Duitse parachutisten en signaleert (de dan nog naamloze) Osewoudt de gelijkenis tussen hem en Jagtman: ‘Toch zou niemand ons voor dubbelgangers hebben kunnen houden, want zijn haar was blond en het mijne was toenmaals zwart. Nu ben ik kaal, en wat er van mijn haar over is, is grijs.’[3] Ook het vervolg van het manuscript heeft veel verhaalelementen die bekend zijn uit De donkere kamer van Damokles. Osewoudt verstopt bijvoorbeeld het uniform van Jagtman, en later ontvangt hij zijn eigen uitgeleende kostuum terug in een pakket met daarbij twee andere te ontwikkelen films. Wanneer Osewoudt, vastbesloten de films deze keer zelf te ontwikkelen, van huis is om fixeerzout en ontwikkelaar te kopen, wordt de winkel bezocht door boodschappers van Jagtman, een bezoek dat Osewoudt bij terugkeer niet weet te plaatsen: ‘Nu, achteraf, weet ik wat er in werkelijkheid aan de hand was. Ik vertel wat ik toen dacht alleen maar om te laten kijken dat zelfs de meest aannemelijke veronderstellingen dikwijls niets met de werkelijkheid hebben uit te staan en dat zelfs wie zijn hersens afpijnigt, niet voorkomen kan dat hij rondloopt als een slaapwandelaar op een smal dak. Wie precies zou willen weten hoe een gebeurtenis zich toegedragen heeft, zou alle vergissingen moeten kennen, die in de eerste plaats.’
Net als in de uiteindelijke roman mislukt het ontwikkelen van de naar later blijkt waardeloze films, waarna een nieuwe ontmoeting met Jagtman volgt, die Osewoudts hulp inroept bij een enkele dagen later geplande aanslag in Haarlem op de ‘foute vent van de Duitse contraspionnage’ die de twee films zou hebben aangeleverd. Ook de middag van de aanslag in Haarlem op het adres Kleine Houtweg 32 wordt gedetailleerd beschreven.[4] Een week na de aanslag besluit Osewoudt ook de eerste film van Jagtman te ontwikkelen. Hij wordt daarbij lastiggevallen door zijn moeder, waardoor een foto waarop Jagtman met twee vriendinnen bij het adres Kleine Houtweg 32 staat zwart wordt. Osewoudt gaat hierna op zoek naar Jagtman en reist naar het Legmeerplein in Amsterdam; daar blijkt de voorafgaande nacht een bom te zijn gevallen. Over het lot van Jagtman bestaat vervolgens onduidelijkheid: ‘Jagtman’s vader, moeder, oudste zuster; jongste broertje en nog een man van drieëntwintig jaar oud, waren dood. Diens voornaam was Hendrik. Ik kende zijn voornaam niet eens en zo wist ik niet of deze drieën twintig jarige hijzelf dan wel een andere broer was of een neef of wat dan ook en het gekke is, dat ik dit nu nog altijd niet precies weet al kreeg ik in Februari ’41 bericht van hem.’ Dat bericht van Jagtman ontvangt Osewoudt via een ‘juffrouw van Dalen’, die zich in februari 1941 namens Jagtman in de winkel meldt. Zodra het meisje vertrokken is, ontstaat ruzie tussen Osewoudt en zijn vrouw, die meer over haar lijkt te weten. Na nog enkele pagina’s, waarin beschreven wordt hoe Osewoudt probeert daarvoor een logische verklaring te vinden, eindigt het manuscript abrupt met de mededeling ‘geschreven voorjaar 1952. Rest vergeten.’ Een pagina later lijkt Hermans, direct na het aanbrengen van deze datering, te hebben geprobeerd verder te gaan met het verhaal.

Het in het algemeen haastig geschreven handschrift van ‘Een overgevoelige natuur’ heeft geen nadere onderverdeling in hoofdstukken en een beperkte indeling in alinea’s. Bij de vele doorhalingen, correcties en aanvullingen valt op dat Hermans herhaaldelijk korte, kernachtig geformuleerde zinnen direct nadat hij ze opschreef doorstreepte, om ze te vervangen door meer in detail uitgewerkte passages. Soms noteerde Hermans die uitwerkingen op de aanvankelijk blanco gelaten linkerpagina’s, waarop hij ook in een latere fase weer correcties aanbracht.
Ondanks de grote overeenkomsten in de verhaallijn met de uiteindelijke tekst in De donkere kamer van Damokles zijn er veel detailverschillen.[5] Slechts weinig formuleringen komen overeen met de uiteindelijk gedrukte tekst, en ook worden gebeurtenissen soms in een andere volgorde verteld. Veel romanpersonages hebben in het manuscript andere namen of zijn naamloos: Osewoudts vrouw Ria is in het manuscript bijvoorbeeld ‘Gerda’, Zéwüster is ‘Burgers’ en Turlings is ‘de oudste jongen van de drogist’. Het meest opvallend is dat van Dorbeck nog helemaal geen sprake is. Dat het bij ‘Een overgevoelige natuur’ alleen nog maar gaat om een allereerste, incomplete voorversie blijkt ook uit het feit dat gebeurtenissen gedeeltelijk dubbel worden verteld.
Voor de ontstaansgeschiedenis van De donkere kamer van Damokles is een in een latere fase aangebrachte opmerking op een van de linkerpagina’s van het manuscript mogelijk van bijzonder belang. Bij de beschrijving van het bezoek van ‘Juffrouw van Dalen’ aan de sigarenwinkel van Osewoudt voegde Hermans een potloodaantekening toe: ‘Hier enige nieuwe moorden etc. inlassen. Telkens komt iemand zich legitimeren met een foto. Op ’t laatst geeft hij het pakje weer aan juffrouw van Dalen’. De voortzetting van het manuscript op de allerlaatste pagina, dus ná Hermans’ notitie ‘Rest vergeten’, lijkt erop te wijzen dat Hermans daar een begin maakte met de uitwerking van deze aantekening. Osewoudt krijgt in zijn winkel bezoek van iemand die zich voorstelt als Kolbak: ‘Hij beweerde dat hij in Engeland was geweest en hier contact moest opnemen met “sneeuwpop” en “gasmasker”. Zelf identificeerde hij zich met de foto van Jagtman op de motorfiets, die een van de foto’s was geweest uit het pakje dat ik aan juffrouw van Dalen had meegegeven.’
Anderhalve zin hierna breekt het manuscript definitief af, en we weten niet hoe en op welk moment Hermans verder ging met de omwerking van de novelle tot roman. Latere versies ontbreken. Wel is in de correspondentie met zijn uitgever Geert van Oorschot vanaf 1953 geregeld sprake van de aankomende ‘kleine roman’. Maar daarvan staan eind 1954 ‘niet meer dan 20 pagina’s op papier’[6] en ook daarna vordert het schrijven aan De donkere kamer van Damokles allerminst. In mei 1955 lijkt er een voortijdig einde te komen aan het schrijven van de roman: ‘Wat van ‘De donkere kamer van Damocles’ gereed was, heb ik een week of drie geleden in de vuilnisbak gegooid. Ik denk niet dat ik voorlopig enig animo zal hebben er opnieuw aan te beginnen.’[7]

_dsc0006

© foto Rob Mostert [Terug naar overlevering]


D1m1
Correctie-exemplaar van de eerste druk van De donkere kamer van Damocles
Omvang: 410 pagina’s
November/december 1958
Letterkundig Museum
WFH (Boeken) Primair/Met Aantekeningen/De donkere kamer van Damocles [1]

De eerste druk van De donkere kamer van Damocles verscheen midden november 1958. Het boek kreeg direct positieve recensies en leverde Hermans veel enthousiaste reacties op van vrienden, onder wie Frida Balk-Smit Duyzentkunst en Hans van Straten.[8] In een op 1 december 1958 geschreven brief aan Van Straten, die in zijn recensie had gewezen op een vermeende onvolkomenheid in de roman met betrekking tot de dood van het personage Moorlag, kondigde Hermans enkele wijzigingen voor de tweede druk aan: ‘Ik houd veel van veranderen, zoals je weet. Als het boek herdrukt wordt, zal ik o.a. dit waarschijnlijk veranderen.’ [9]
Op dat moment was Hermans waarschijnlijk al begonnen met het aanbrengen van correcties en wijzigingen in een correctie-exemplaar van de eerste druk, dat is overgeleverd in het archief-Hermans. Het bevat circa 65 wijzigingen, op een enkele uitzondering na in zwarte balpeninkt. De verandering die Hermans in zijn brief aan Van Straten aankondigde heeft Hermans hier uitgewerkt; hij voegde enkele zinnen met nadere uitleg toe: ‘- Wat zegt u? Is Moor­lag dood? Maar dan is iedereen die Dorbeck gekend heeft, dood! / – Ja! Iedereen is dood en jij bent de enige die nog leeft. / – Wat durft u te insinueren?’,[10] waarbij tevens twee zinnen werden geschrapt om verloop op de pagina te voorkomen.
De herziening maakt onderdeel uit van een aanzienlijk aantal inhoudelijke wijzigingen, waarmee Hermans onder andere beoogde de compositie van de roman te versterken. Het meest duidelijke voorbeeld daarvan is het invoegen van een nieuw hoofdstuk kort voor het einde van de roman, dat in het correctie-exemplaar in typoscript (doorslag) is ingevoegd. Het typoscript, met daarop ook enkele handschriftelijke correcties en aanvullingen in zwarte balpeninkt, wijkt nog af van de uiteindelijke tekst: zowel een inleidende alinea als de slotalinea van het als krantenartikel weer te geven fragment kwamen niet in de tweede druk van de roman terecht.
Ook op andere plaatsen bracht Hermans kleine veranderingen aan, bijvoorbeeld met betrekking tot diverse personages. Zo is Osewoudt, in een telefoongesprek met Dorbeck, ongerust over Elly: ‘Dorbeck! Elly is verdwenen! En hoe kwam ze aan die foto die ik jou gestuurd had? Luister nu toch!…’ Met betrekking tot diezelfde Elly voegt Hermans extra informatie toe bij een gesprek dat Osewoudt met Moorlag heeft, op het zolderkamertje aan de Lijnbaansgracht in Amsterdam: ‘Ze had echte zilveren guldens en een persoonsbewijs waaraan je zomaar zien kon dat het vals was. Ze noemde zich Sprenkelbach Meijer. Een onopvallende schuilnaam!’[11] Een los ingevoegd blaadje uit een agenda bevat twee aanvullende alinea’s over de nsb’er Evert Turlings, ‘de enige nog levende persoon die Dorbeck gezien heeft. Het was na de aanslag in Haarlem, op de Kleine Houtstraat’, die Osewoudt echter niet zal kunnen helpen: ‘Maar hoe zou ik nu het getuigenis van die landverrader kunnen inroepen? Wat zou de justitie dan wel van mij denken? Ik houd dus maar mijn mond hierover.’[12]
Bij deze herzieningen ging de meeste aandacht uit naar Osewoudt. Hermans benadrukte op enkele plaatsen zijn opvallende fysieke eigenschappen. De telefoniste bijvoorbeeld die Osewoudt te woord staat wanneer hij navraag doet naar het nummer van de firma Bellincoff denkt dat zij een ‘mevrouw’ in plaats van een ‘mijnheer’ aan de lijn heeft, en wanneer Osewoudt Dorbeck belt vanuit een telefooncel op de Overtoom herkent deze Osewoudt direct aan zijn stem: ‘- Ben jij daar Osewoudt? / – Ja, ik. Zo, Dorbeck, ben jij het zelf? Zeg… / – Genoeg! Ik heb je stem herkend.’[13] Met toegevoegde zinnetjes en kleinere varianten accentueerde Hermans bovendien het geringe postuur van Osewoudt in vergelijking met Dorbeck (‘Hij maakte niet de indruk even klein als Osewoudt te wezen’), Evert Turlings (‘Hij was bijna anderhalf hoofd groter dan Osewoudt’ en ‘De nsb-zoon van de vrome drogist bleef twee tellen met opgetrokken mondhoeken op hem neerkijken’, Labare (‘Voor mij is het hier een beetje krap, maar een klein kereltje als jij, kan gemakkelijk uit de voeten.’) en de vrouw met wie Osewoudt ruziet bij de telefooncel tijdens het gesprek met Dorbeck: (‘De vrouw had al een voet naar binnen gezet, maar doordat de vloer van de cel hoger was dan de straat, hoefde Osewoudt niet tegen haar op te zien.’).[14] Hermans besteedde bij deze eerste herziening van De donkere kamer van Damocles ook aandacht aan de weergave van dialogen, die hij meer dan eens levendiger maakte. Dat geldt bijvoorbeeld voor uitspraken van Osewoudt (‘Wil je ook niet een overjas, vroeg Osewoudt, het is koud op een motor’ wordt ‘Hé! riep Osewoudt, wil je ook niet een overjas? Het is koud op een motor’), Selderhorst (‘Maar, wel godverdomme! Dat ben jij zelf! Ben jij dat zelf, ja of nee?’ wordt ‘Maar, wel godverdomme! Wat zullen we nou hebben? Dat ben jij zelf! Ben jij dat zelf, ja of nee?’) en Dorbeck (‘Ga maar bidden als je daar behoefte aan hebt, want het is afgelopen’ wordt ‘Ga maar bidden als daar behoefte aan mocht wezen, want de eeuwigheid nadert!’).[15]
Op drie plaatsen in de roman corrigeerde Hermans foutjes in dateringen. Twee keer veranderde hij een termijn van ‘drie jaar’ naar ‘vier jaar’, en bij het opsporingsbericht met portret van Osewoudt dat in de bioscoop wordt vertoond paste Hermans diens geboortedatum aan van ‘23-8-22’ naar ‘23-4-20’.[16] Ten slotte zijn er in dit correctie-exemplaar enkele stilistische wijzigingen, verbeteringen van een paar zetfouten en een enkele toevoeging van een komma aangegeven. Incidenteel kwam een witregel of alineascheiding te vervallen, om verloop door toevoegingen elders te voorkomen.

_dsc0018

© foto Rob Mostert [Terug naar overlevering]


D1m2
Kopijexemplaar van de eerste druk voor de tweede druk van De donkere kamer van Damocles
Omvang: 410 pagina’s
December 1958
Letterkundig Museum
WFH (Drukproeven) De donkere kamer van Damocles [I]
WFH (Manuscripten) De donkere kamer van Damokles

Hermans nam zo goed als alle wijzigingen uit zijn eerste correctie-exemplaar van de eerste druk van De donkere kamer van Damocles over in een tweede exemplaar,[17] dat als kopijexemplaar voor de tweede druk van de roman diende. Dit exemplaar, met op de Franse titelpagina de datering ‘25 okt. 58’,[18] heeft correcties van Hermans in zwarte en incidenteel in blauwe inkt en bevat daarnaast in potlood instructies van de zetter. Op de titelpagina van het boek noteerde Hermans: ‘tweede, herziene druk, met een nieuw hoofdstuk uitgebreid’, met op de versozijde de aantekening: ‘De eerste druk van dit boek geldt door het verschijnen van deze tweede, uitvoeriger editie, als herroepen en niets daaruit mag worden overgenomen of vertaald.’ Beide opmerkingen werden op een later moment, mogelijk bij Uitgeverij Van Oorschot, met rode inkt doorgehaald.
Op de voorlaatste dag van 1958 stuurde Hermans het exemplaar naar Geert van Oorschot, waarbij hij vooral wees op de literaire consequenties van het extra toegevoegde hoofdstukje:[19] ‘Hierbij zend ik je het gecorrigeerde exemplaar van De donkere Kamer van Damokles. De correcties zijn op een zodanige manier aangebracht dat er geen of zeer weinig verloop in de pagina’s ontstaat. / Op bladzijde 377 is een nieuw hoofdstukje ingelast. Dit heeft alleen ten gevolge dat verderop de paginering moet worden aangepast. / De litteraire gevolgen van dit nieuwe hoofdstuk zijn groot: kort tegen het eind van het boek wordt een gedeeltelijk onjuiste recapitulatie van de feiten gegeven, wat tengevolge heeft dat de lezer zich deze feiten nog eens goed herinnert en tegelijk dieper begaan wordt met het lot van Osewoudt, wiens daden werkelijk door iedereen verkeerd worden uitgelegd.’[20] Van Oorschot antwoordde Hermans begin januari het ‘exemplaar van je boek met het nieuwe hoofdstuk’ te hebben ontvangen, en reageerde daarbij op Hermans’ voorstel voor de drukaanduiding: ‘[I]k zal in de tweede druk gaar­ne ergens vermelden dat het een tweede herziene druk betreft. / Maar wat jij er in gepubliceerd wil zien, n.l.: De eerste druk van dit boek, geldt door het verschijnen van deze tweede uitvoeriger editie als herroepen, kan ik werkelijk niet publiceren.’ De herdruk was op dat moment al in de maak: ‘Het exemplaar is thans naar de zetterij voor het aanbrengen van de correcties en het nieuwe hoofdstuk en ik hoop je binnen niet al te lange tijd het gehele boek nog weer in proef te kunnen zenden.’[21]

_dsc0023

© foto Rob Mostert [Terug naar overlevering]


P1
Drukproef voor de tweede druk van De donkere kamer van Damocles
Omvang: [1-410]
Januari 1959
Letterkundig Museum
WFH (Drukproeven) De donkere kamer van Damocles [II]

Een ongecorrigeerd exemplaar van de drukproef voor de tweede druk van De donkere kamer van Damocles bevindt zich in het archief-Hermans. De proef is ongedateerd, maar aan Hans van Straten meldde Hermans midden januari dat hij ‘bezig [was] de drukproef van de tweede druk van De donkere kamer van Damokles te corrigeren’.[22] Bij die correctie op een ander, niet overgeleverd exemplaar van de drukproef moet Hermans het correctie-exemplaar D1m1 bij de hand hebben gehad: enkele correcties die hij niet in het kopijexemplaar had overgenomen, maar die hij wel had aangegeven in zijn eerste exemplaar, verwerkte hij bij het corrigeren van de proef alsnog.[23] Het meest opvallende voorbeeld daarvan is de handschriftelijke toevoeging met betrekking tot Evert Turlings, die Hermans met enkele kleine wijzigingen alsnog zou opnemen in de tweede druk van de roman. Bij de proefcorrectie bracht Hermans nog enkele kleinere, nieuwe correcties aan, die hij in een aantal gevallen weer overschreef in zijn correctie-exemplaar.[24]

_dsc0029

© foto Rob Mostert [Terug naar overlevering]


D2m3
Correctie-exemplaar van de tweede druk van De Donkere kamer van Damocles
Omvang: 410 pagina’s
Voorjaar/zomer 1959
Letterkundig Museum
WFH (Boeken) Primair/Met Aantekeningen/De donkere kamer van Damocles [2]

Vanwege het commerciële succes van De donkere kamer van Damocles was er twee maanden nadat de tweede druk in maart 1959 was verschenen al weer sprake van een derde druk. Begin mei schreef Hermans aan Van Oorschot: ‘Is er kans dat de tweede druk van de Donkere Kamer uitverkocht raakt binnenkort? / Zo ja, laat mij dit dan weten, voor het aanbrengen van verbeteringen in de derde druk. (Dit betreft kleinigheden.) Laat mij ook weten welke drukfouten je zelf nog gevonden hebt.’[25] In zijn antwoordbrief meldde Van Oorschot dat hij ‘vermoed[t] dat van Damocles nog dit jaar een herdruk nodig is’[26] en dat hij in augustus zou willen herdrukken. Medio juni vroeg hij aan Hermans: ‘Wanneer zou je je correcties kunnen opgeven voor de nieuwe druk van de Donkere Kamer? Ik wilde de nieuwe druk alvast in Juli laten maken, hoewel we haar pas in het najaar nodig zullen hebben. Maar in het najaar is er door de drukke bezetting van de drukkerij misschien geen tijd voor.’[27] Een maand later beschikte hij over Hermans’ correcties voor de nieuwe herdruk: ‘Vanmorgen het gecorrigeerde ex. Damocles ontvangen. De eerste week van Augustus gaan we drukken.’[28]
Hermans was al eerder in het voorjaar begonnen met het inventariseren van de ‘kleinigheden’ die hij wilde verbeteren.[29] Hij noteerde de paginanummers met correcties achterop het stofomslag van zijn exemplaar van de tweede druk. Dat lijstje op het stofomslag, waar Hermans en passant een sneer uitdeelde aan een ‘luie’ Vestdijk naar aanleiding van diens daar geciteerde recensie van Gerard van het Reve’s Werther Nieland, kwam in verschillende fases tot stand: enkele inhoudelijke wijzigingen zijn op een later moment ingevoegd. Het correctie-exemplaar bevat daarnaast nog correcties die in de opsomming op het stofomslag ontbreken.
Bij elkaar gaat het om een veertigtal correcties en herzieningen, steeds in blauwe inkt. Allereerst werkte Hermans een aantal slordigheden weg: in de eerste twee drukken was bij de beschrijving van de aanslag in Haarlem zowel sprake van de ‘Kleine Houtweg’ als van de ‘Kleine Houtstraat’, Hermans verbeterde dat nu consequent naar ‘Kleine Houtstraat’. Het aantal films dat Osewoudt voor Dorbeck zou ontwikkelen paste Hermans aan van drie naar twee: ‘Als zij zouden komen om hem te vragen: hoe zit dat, we sturen jou twee films met opnamen die onder levensgevaar zijn gemaakt’. En waar de verzetsman Suyling in het huis van Labare het in de krant afgedrukte portret van Osewoudt (‘gezocht terzake straatroof’) met Osewoudt zelf vergelijkt, bracht Hermans een opmerking van Marianne (‘- Meneer Suyling, zei Marianne, u kijkt hem aan alsof u denkt dat hij werkelijk een roofmoord heeft gepleegd!’) in overeenstemming met de tekst van het opsporingsbericht: ‘- Meneer Suyling, zei Marianne, u kijkt hem aan alsof u denkt dat hij werkelijk een straatrover is!’[30]
Daarnaast camoufleerde Hermans herhaaldelijk het bij tijd en wijle onduidelijke tijdsverloop in de roman. Zo voegde hij bij de beschrijving van de moord op Lagendaal in Lunteren, een episode die zich afspeelt in juli 1944 een zinnetje toe. Bij de door ‘Hé jij’ uitgesproken tekst ‘Ik heb tegen hem gezegd: pas op, u vat nog kou als u zo’n eind in de buitenlucht loopt zonder jas. Als u niet oppast ligt u morgen in bed.’ kwam nu de uitbreiding: ‘Het is koud voor de tijd van het jaar!’ En een complicerende tijdsaanduiding bij Osewoudts verhoor in Engeland (‘- Well, die oom van oe, waar is hij? / – Door de Duitsers gevangen genomen. / – Ook al? Tegelijk met Elly Sprenkel? – Nee, in de winter van 1944.’) zwakte hij af tot: ‘- Well, die oom van oe, waar is hij? / – Door de Duitsers gevangen genomen. / – Ook al? Tegelijk met Elly Sprenkel? – Nee, een tijdje later.’[31] Ook verduidelijkte Hermans ter versterking van de vertelling af en toe een impliciete passage.[32]
Een van de grotere inhoudelijke varianten is de toevoeging van enkele zinnen in het gesprek dat Osewoudt met zijn ‘bevrijders’ Ome Kees en Ome Cor voert. De dialoog ‘- Wat bedoelde je oom Kees, toen je vroeg of je mij naar huis moest brengen? / – Je woont toch in Voorschoten? Of niet soms? / – Hoe weet je dat? / – Heeft in alle kranten gestaan. Met je portret erbij!’ breidde Hermans uit met enkele door ‘oom Kees’ uitgesproken zinnen: ‘Vuile truc van die moffen om te zeggen: wordt gezocht wegens straatroof. Als er stond: wegens moord op een landverrader, zou geen enkele Nederlander die 500 gulden willen hebben.’[33]
Zoals al eerder bij de herziening voor de tweede druk van De donkere kamer van Damocles zijn er ook nu weer aanpassingen in de beschrijvingen van personages ten opzichte van Osewoudt: waar deze eerder nog louter overeenkomsten tussen hem en Dorbeck meende te kunnen constateren (‘Zelfde hoogte, zelfde breedte, zelfde stem, zelfde manier van spreken, zelfde gebaren’), voegde Hermans nu een klein maar veelzeggend onderscheid toe: ‘Zelfde hoogte, zelfde breedte, een lagere stem, maar dezelfde manier van spreken, zelfde gebaren’. En de ‘blonde luchtmachtofficier’ die zijn auto laat stoppen om de als verpleegster verklede Osewoudt te kunnen oppikken wordt een ‘grote luchtmachtofficier’.[34] Ook terugkerend was Hermans’ aandacht voor de weergave van gesprekken: dit keer wijzigde hij onder andere het taalgebruik van Selderhorst (‘Verdomme! zei Selderhorst en stond weer op, dan is het Knijtijzen geweest.’ wordt: ‘Verdomme! zei Selderhorst en stond weer op, nou goed, dan is het Knijtijzen geweest. Wat dan nog?’), en voegde hij, aan het einde van de roman, bij een gesprek dat Osewoudt voert met Pater Beer, een dramatisch tussenzinnetje toe: ‘Als dat eenmaal gevonden is, als ik Selderhorst maar eindelijk een autentiek portret van Dorbeck in handen kan geven, dan ben ik al half gered. Verdere redding vraag ik niet.’ wordt: ‘Als dat eenmaal gevonden is, als ik Selderhorst maar eindelijk een autentiek portret van Dorbeck in handen kan geven, dan ben ik al half gered. Dan zal hij eindelijk niet mij zien, maar Dorbeck. Verdere redding vraag ik niet.’[35] Ten slotte bracht Hermans opnieuw enkele kleine stilistische wijzigingen aan en corrigeerde hij enkele zetfouten die bij de eerste twee drukken over het hoofd waren gezien. En omdat ook deze keer de correcties van Hermans tot verloop zouden leiden, moest hij af en toe een alineascheiding laten vervallen.
Alle correcties zouden worden verwerkt in de derde druk van de roman, die uiteindelijk in september 1959 verscheen.[36] Hermans kon dit keer geen nieuwe wijzigingen aanbrengen op drukproeven, want die waren buiten medeweten van de auteur ‘op de drukkerij met de uiterste nauwkeurigheid waargenomen’.[37] Dat kon hij niet waarderen: ‘Ik vond het zeer onaangenaam te horen dat de derde druk Damokles is uitgevoerd zonder dat ik zelfs maar een drukproef heb gezien. Denkend aan vorige ervaringen (Drie Melodrama’s) is mijn vertrouwen in ‘‘zeer nauwkeurige correcties ter zetterij’’ gering. / En sinds wanneer is het wettig of zelfs maar gebruikelijk dat er van een auteur iets gedrukt wordt zonder dat hij zijn fiat gegeven heeft?’[38]

_dsc0030

© foto Rob Mostert [Terug naar overlevering]


D8m4
Kopijexemplaar van de tiende druk voor de elfde druk van De donkere kamer van Damokles
Omvang: 410 pagina’s
Januari 1971
Archief Uitgeverij Van Oorschot

Na het verschijnen van de derde druk van De donkere kamer van Damocles in het najaar van 1959 zou het vanwege een steeds hoger oplopend conflict tussen Hermans en zijn uitgever Geert van Oorschot meer dan tien jaar duren voor er weer een herziene uitgave van de roman kon verschijnen.[39] Pas op 21 januari 1971 stuurde Uitgeverij Van Oorschot Hermans een exemplaar van de ‘negende’, maar feitelijk tiende druk[40] om daarin correcties voor een nieuwe herdruk aan te brengen, die Hermans na iets meer dan een week voorzien van een kort standaardbriefje retourneerde.[41]
Hermans’ correctie-exemplaar werd gebruikt als kopijexemplaar voor de ‘tiende’, maar in feite dus elfde druk van de roman en bleef bewaard in het archief van Uitgeverij Van Oorschot. Hermans had deze keer ruim vijftig wijzigingen in de roman aangebracht, afwisselend in rode en blauwe balpeninkt. Een aantal van de wijzigingen was eind 1960 al aan de orde gekomen in een brief van Hermans aan Roy Edwards, die een Engelse vertaling van De donkere kamer van Damocles voorbereidde.[42] Andere foutjes waren twee jaar later in brieven van en aan W. Visser ter sprake gekomen,[43] en kort daarop, onder verwijzing naar deze correspondentie, door Hermans in Podium gepubliceerd als ‘tweede waarschuwing tegen van oorschot’ in een ‘lijstje van errata’.[44]
Bij deze oude correcties was in 1971 een aantal nieuwe wijzigingen gekomen, die voor een deel voortkomen uit de correspondentie van Frans Janssen met Hermans. Eerstgenoemde begon, in februari 1970, zijn eerste brief aan Hermans: ‘Mijnheer, / Iedere lezer van Uw roman “De donkere kamer van Damocles” komt op een zeker moment aan het punt waarop hij naar pen en papier grijpt om te proberen de belevenissen van Osewoudt te rekonstrueren. Toen ik een dergelijke poging ondernam, stootte ik op een aantal problemen.’[45] Janssen verwees in zijn brief naar de door Hermans in zijn ‘tweede waarschuwing tegen van oorschot’ vermelde wijzigingen, om vervolgens nog tien probleempunten te constateren. De eerste vier daarvan betroffen inconsistenties, vooral met betrekking tot het tijdsverloop van de roman. Hermans verbeterde ze allemaal.[46]
Janssen was zelf iets minder zeker vanaf het vijfde punt dat hij aanhaalde: ‘Op pag. 147, r. 9-10 v.b. (vgl. p. 144, r. 8 v.b.) zegt Osewoudt dat hem opgedragen was een retour Wageningen te nemen. Dorbeck heeft hem dat niet gezegd: pag. 135’, maar ook dat paste Hermans in het kopijexemplaar aan: ‘Je hebt van te voren een retour genomen’ werd ‘Je neemt van tevoren een retour Wageningen’.[47] In het vervolg van zijn uitvoerige brief noemde Janssen enkele plaatsen in de roman waar Osewoudts reconstructie van de feiten achteraf, bijvoorbeeld bij diens laatste uitgebreide verhoor door Selderhorst, afweek van de eerder in de roman beschreven gebeurtenissen. Ook wees hij op een enkele impliciete passage die bij de lezer verwarring zou kunnen veroorzaken.
In zijn antwoordbrief van twee dagen later bedankte Hermans Frans Janssen voor ‘de nauwkeurigheid waarmee u De donkere Kamer van Damokles gelezen hebt en […] voor de moeite die u genomen hebt alle dubieuze punten op schrift te stellen en mij te melden.’ Hij ging daarna in op de gevolgde werkwijze bij het schrijven van de roman: ‘Voor zover ik het nu bezien kan, zijn niet alle punten aan slordigheid mijnerzijds te wijten. Zo herinner ik me dat het mijn bedoeling is geweest dat de lezer zou begrijpen dat Osewoudt ook van Elly vernomen had wie zij in Utrecht moest bezoeken. Als dit de lezer niet voldoende duidelijk wordt, is het misschien eerder een technische onvolkomenheid van de verteltechniek te noemen dan een slordigheid. Maar, zoals gezegd, ik zou het boek nog eens nauwkeurig moeten herlezen om te kunnen nagaan of ik er eventueel iets aan zou moeten veranderen en daar staat op het ogenblik mijn hoofd niet naar, omdat ik met een ander boek bezig ben.’[48]
Hermans liet de door Janssen in het vervolg van zijn brief aan de orde gestelde tekstplaatsen in het kopijexemplaar ongewijzigd, om daarin vervolgens wél toe te lichten wie Elly in Utrecht ging spreken. Aan het slot van het dertiende hoofdstuk voegde Hermans een korte alinea toe: ‘De man heet De Vos Clootwijk. Hij is ingenieur bij de Spoorwegen. Ik moet hem overhalen ons inlichtingen te verstrekken over Duitse troepenverplaatsingen.’[49] De meest opvallende veranderingen die Hermans verder in het kopijexemplaar aanbracht zijn de correctie van de schrijfwijze van ‘Damocles’ naar ‘Damokles’ in de titel van de roman en het toevoegen van een naschrift van Wittgenstein.[50] Daarnaast verbeterde Hermans nog enkele zetfouten, moderniseerde hij de schrijfwijze van een paar woorden (‘étalage’ wordt ‘etalage’, ‘actentas’ wordt ‘aktentas’), en zijn er enkele kleine stilistische correcties.
De correcties voor de nieuwe herdruk van de roman werden aangebracht in het bestaande zetsel. Daartoe werden te wijzigen fragmenten aangebracht op de film waarmee de offset-herdruk werd geproduceerd. Voor correcties van losse letters (bijvoorbeeld wijzigingen in spelling) werd gebruik gemaakt van uit het kopijexemplaar geknipte letters, voor grotere fragmenten werden stukjes opnieuw gezette tekst in het bestaande zetsel ingevoegd: het kopijexemplaar bevat een inlegvel met daarop al het nieuw in te voegen zetsel, met daarbij aangegeven de paginacijfers waar de nieuwe tekst moest worden geplaatst. Ook het naschrift bij de roman is in nieuw zetsel in het kopijexemplaar ingevoegd.[51]

[Terug naar overlevering]


D19m5
Correctie-exemplaar van de eenentwintigste druk van De donkere kamer van Damokles

Omvang: 410 pagina’s
April-september 1978
Letterkundig Museum
WFH (Boeken) Primair/Met Aantekeningen/De donkere kamer van Damokles [4]

Tussen 1971 en 1978 verschenen er, zonder dat Hermans daarvan op de hoogte was, negen herdrukken van De donkere kamer van Damokles, die allemaal volkomen identiek waren aan de in juni 1971 verschenen elfde druk van de roman. Bij deze herdrukken ging het om zogenaamde ‘verborgen herdrukken’: heruitgaven die zich op geen enkele manier onderscheiden van de voorafgaande druk en waarvan het bestaan ‘alleen op grond van externe gegevens aangetoond kan worden’.[52]
Het archief-Hermans bevat een exemplaar van de in het voorjaar van 1978 verschenen ‘elfde’, maar feitelijk dus eenentwintigste druk van De donkere kamer van Damokles, die Uitgeverij van Oorschot Hermans op 21 maart toestuurde.[53] Hermans signeerde het exemplaar op de binnenzijde van het omslag en hij voorzag het van de datering ‘apr. ’78’. Op de rug van het exemplaar plakte Hermans op een later moment een stickertje met de tekst ‘11e (=20e) druk’. Op de Franse titelpagina noteerde hij verwijzingen naar vijftien paginanummers met correcties, waarvan hij er een in latere instantie weer doorstreepte; daarnaast heeft het boek nog acht andere pagina’s met correcties. In het boek bevindt zich een (pro memorie-)factuur voor een tweede, op 20 september 1978 aan Hermans verstuurd correctie-exemplaar van dezelfde druk, dat Hermans zou gebruiken als kopijexemplaar (zie hieronder bij D19m6).
Hermans is al snel na ontvangst van dit exemplaar begonnen met het aanbrengen van correcties. Begin maart had hij van Frans Janssen een lijstje met correctievoorstellen voor een volgende herdruk ontvangen.[54] Bijna alle herzieningen die Hermans in dit correctie-exemplaar noteerde waren afkomstig van Frans Janssen. In de meeste gevallen gaat het om de verbetering van zetfouten, wijzigingen in interpunctie, modernisering van spelling en een enkele kleine stilistische herziening; daarnaast paste Hermans opnieuw een paar inconsistenties in de vertelling aan: ‘Het halfgebruikte retour Den Haag-Amersfoort’ werd veranderd in ‘Het halfgebruikte retour Leiden-Amersfoort’ en ook een slordigheidje in de beschrijving van een van de foto’s werd door Hermans verbeterd: ‘Op de foto stonden naast elkaar drie soldaten in de uniform van het Nederlandse leger, gasmaskers voor hun gezichten, de armen om elkaars schouders geslagen.’ wordt ‘Op de foto stonden naast elkaar drie soldaten in pyama, gasmaskers voor hun gezichten, de armen om elkaars schouders geslagen.’[55] Daarnaast herstelde Hermans een foutje met betrekking tot de historische context van de roman, dat Janssen in zijn brief onder verwijzing naar Hans van Stratens Omgevallen boekenkast aanhaalde: die had geschreven dat de klokken van het Leidse carillon al in 1942 waren versmolten, bovendien kon Osewoudt niet om elf uur ’s avonds op straat lopen, omdat de spertijd al om tien uur inging. Hermans nam de constatering ter harte en liet de slotzin van het zestiende hoofdstuk van de roman weg, waar ‘de klokken van het stadhuis begonnen te spelen om elf uur te slaan’.[56]
Twee vergelijkbare onzorgvuldigheden in hetzelfde hoofdstuk van de roman liet Hermans overigens ongemoeid. Ook andere inconsistenties die Frans Janssen aan de orde had gesteld in zijn artikel ‘Varianten in orde en chaos’ en waar hij in de brief nog eens naar verwees liet Hermans staan.[57] De correcties die Hermans niet ontleende aan informatie die hij van Frans Janssen kreeg blijven beperkt: meest opvallend is de aanpassing, aan het eind van de roman, van de serienummers van het Leicatoestel met bijbehorende lens: ‘Het was een Leica iii, nummer 356789 en de lens die er op zat was een Summar nummer 222456.’ wordt ‘Het was een Leica iii, nummer 256789 en de lens die er op zat was een Summar nummer 322456.’[58]

_dsc0036

© foto Rob Mostert [Terug naar overlevering]


D19m6
Kopijexemplaar van de eenentwintigste druk voor de tweeëntwintigste druk van De donkere kamer van Damokles Omvang: 410 pagina’s
September 1978
Collectie Frans A. Janssen

Op 20 september 1978 kreeg Hermans van de kort daar­voor in de uitgeverij van zijn vader aangetreden Wouter van Oor­schot een correctie-exemplaar voor een nieuwe herdruk, met daarbij de aankondiging dat de roman, waarvan inmiddels hon­derdduizend exemplaren waren verkocht, in een ‘jubileum-editie’ zou verschijnen, die ‘geheel opnieuw’ werd gezet.[59] Hermans nam alle correcties die hij in de maanden daarvoor had aangebracht in zijn eigen correctie-exemplaar over in het hem toegezonden exemplaar.
De Franse titelpagina van dit exemplaar, dat zich bevindt in de collectie van Frans Janssen,[60] heeft twee rijtjes met paginanummers met correcties. Het rechter rijtje daarvan komt overeen met het overzichtje op de Franse titelpagina van Hermans’ correctie-exemplaar (D19m5), het linker rijtje geeft een opsomming van de extra correcties die Hermans binnenin dat eerste exemplaar aanbracht. De verbetering bij de beschrijving van de foto met daarop de ‘soldaten in de uniform van het Nederlandse leger’ nam Hermans, waarschijnlijk per ongeluk, niet over in het kopijexemplaar.
Al op 25 september stuurde Hermans het exemplaar, met bij de drukvermelding de toevoeging ‘Twaalfde, opnieuw herziene druk november 1978’, terug naar de uitgeverij.[61] Een dag later meldde Hermans aan Frans Janssen, die hem net daarvoor nog een doorslag van zijn in maart toegezonden correctielijstje had gestuurd: ‘Ik heb alle verbeteringen aangebracht, niet zonder mij de laatste haren uit het hoofd te trekken bij de constatering hoeveel ordinaire drukfouten (ik heb het hier dus niet over de inconsistenties) er nog in zaten, hoewel er al drie herziene drukken aan voorafgegaan waren. Ik vraag me wel af of ik een jaar of twintig geleden zo overwerkt ben geweest, dan wel of er in mijn andere boeken (misschien minder nauwkeurig gelezen door F.A. Janssen) ook zoveel fouten zitten.’[62]

_dsc0041

© foto Rob Mostert [Terug naar overlevering]


P2
Drukproef voor de tweeëntwintigste druk van De donkere kamer van Damokles
Omvang: [1-330]
Oktober 1978
Collectie Frans A. Janssen

Een maand nadat Hermans zijn correctie-exemplaar naar Uitgeverij Van Oorschot terugstuurde berichtte Wouter van Oorschot de ontvangst daarvan in een uitgebreide brief, waarin hij ook meldde dat een eerste proef inmiddels door hem was gecorrigeerd; nog diezelfde dag ging de proef retour naar de drukker.[63] Van Oorschot wees bovendien op enkele redactionele en typografische aandachtspunten, waarop Hermans in zijn antwoordbrief van begin november reageerde: ‘De correcties die u mij meldde in uw brief van 24 okt., kunnen juist zijn, voor zover ik het hier vandaan kan bekijken. / In elk geval reken ik er op dat ik ook zelf nog een proef van De donkere Kamer van Damokles ter correctie aangeboden zal krijgen.’[64] Een paar dagen later stuurde Van Oorschot die ‘tweede proef van De Donkere kamer van Damokles (twee maal), alsmede de eerste door mij gecorrigeerde proef en het exemplaar waarin U Uw correcties aanbracht.’[65]
De met een fotozetmachine[66] vervaardigde eerste proef voor de tweeëntwintigste druk van De donkere kamer van Damokles was, op grond van enkele datumstempels die verspreid over de proef zijn aangebracht, op 13 oktober 1978 bij de uitgeverij binnengekomen, waarna Wouter van Oorschot de proef in de derde week van oktober corrigeerde. Dat nam de nodige tijd in beslag, want bij het zetten van de tekst was veel misgegaan. Van Oorschot moest tientallen zetfouten corrigeren, die waren ontstaan door slordigheden bij het intypen van de tekst. Vergelijkbaar daarmee waren een groot aantal weggevallen of juist dubbel voorkomende woorden, veranderingen van woordvolgorde, zeer veel verkeerde afbrekingen, ontbrekende of ten onrechte toegevoegde alineascheidingen en witregels, fouten in spatiëring, verkeerd gebruik van onderkast of kapitaal, interpunctiefouten en fouten in opmaak en typografie. De slordigheid van de zetter bleek ook uit herhaaldelijk voorkomende continueringsfouten,[67] waardoor soms enkele regels in de tekst ontbraken of juist dubbel waren afgedrukt, en diens onzorgvuldigheid maakte ook dat het zetsel meer dan eens verkeerde woorden bevatte.[68] Ten slotte was er, mogelijk door een storing op de fotozetmachine, tot tweemaal toe een hele pagina in het zetsel weggevallen.
Van Oorschot bracht bij elkaar zo’n tweehonderdvijftig verbeteringen aan op de proef. Daarbij kwamen nog Hermans’ eigen correcties uit het voorafgaande kopijexemplaar (D19m6), want die waren nog niet in de eerste proef verwerkt: Van Oorschot nam ze over op de proef temidden van alle overige correcties, zodat ze konden worden meegenomen bij de vervaardiging van de tweede drukproef.

_dsc0039

© foto Rob Mostert [Terug naar overlevering]


P3
Drukproef (revisie) voor de tweeëntwintigste druk van De donkere kamer van Damokles
Omvang: [1-336]
November 1978
Collectie Frans A. Janssen

De tweede drukproef, die uitgeverij Van Oorschot op 9 november 1978, samen met de eerste proef en het correctie-exemplaar van de voorafgaande druk, aan Hermans stuurde[69] is met een stempel gedateerd: ‘2e proef 7 nov 1978’. Hermans bracht er, waarschijnlijk tijdens opeenvolgende momenten van herziening, wijzigingen op aan met vooral groene, en incidenteel met rode en zwarte inkt. Hij verbeterde nog ruim dertig bij de correctie van de eerste proef over het hoofd geziene zetfouten, fouten in het gebruik van onderkast en kapitaal, verkeerde afbrekingen en interpunctiefouten. Daarnaast bracht hij tientallen nieuwe redactionele wijzigingen aan: vaak voegde hij komma’s toe (vooral tussen twee opeenvolgende werkwoordsvormen), hij veranderde de schrijfwijze van enkele woorden (‘étalageraam’ werd ‘etalageraam’, ‘seksuele’ werd ‘sexuele’, ‘koninginnedag’ werd ‘Koninginnedag’, ‘eikenhouten’ werd ‘eikehouten’); een tiental keren veranderde de alineaindeling, soms om te voorkomen dat de tekst op de pagina een regel te veel of te weinig zou bevatten, soms vanwege nieuwe inhoudelijke veranderingen, en ook voegde hij op een paar plaatsen een nieuwe witregel toe. Bij het corrigeren van de proef lette Hermans bovendien op enkele nieuwe punten die Wouter van Oorschot hem bij het opsturen van de proef onder de aandacht had gebracht:[70] hij herstelde de door Van Oorschot opgemerkte inconsequentie in de aanduiding van Ebernuss als ‘Hauptsturmführer’ naar ‘Obersturmführer’, zoals het ook elders in de roman voorkwam, bracht meer uniformiteit aan in de schrijfwijze van ‘Hé jij’, en controleerde de weergave van teksten op borden en andere opschriften: die waren op de proef gecentreerd op een aparte regel gezet, maar Hermans was het daar niet altijd mee eens. Hij plaatste ze af en toe terug in de lopende tekst, of gaf aan dat er een andere witverdeling rondom de opschriften moest komen. Af en toe twijfelde hij en haalde hij een eerder aangebrachte wijziging in de weergave van bordteksten door, waarna hij de weergave van de proef expliciet bevestigde met de opmerking ‘blijft zo’.
Bij het doornemen van de proef bracht Hermans een beperkt aantal inhoudelijke verbeteringen aan. Hij voegde bij de beschrijving van de inhoud van Elly’s tasje ‘zes bonkaarten voor levensmiddelen’ toe, om aannemelijk kunnen te maken dat die bonkaarten iets verderop in de roman door Meinarends op hun echtheid werden gecontroleerd.[71] Een vergelijkbare kleine wijziging om de structuur van de roman hechter te maken was de verandering in de gedachtenweergave van Osewoudt met betrekking tot de geboorte van het kindje van Marianne.[72] Meer stilistisch zijn wijzigingen in de beschrijving van Dorbeck aan het begin van de roman: ‘Hij had zwart haar en langs zijn onderkaak lag een blauwe schaduw van baardstoppels, zijn wangen gloeiden roodachtig onder zijn jukbeenderen.’ paste Hermans op de proef aan naar ‘Hij had zwart haar en langs zijn onderkaak lag een blauwe schaduw van baard­stoppels. Het vel van zijn wangen leek daardoor des te wit­ter, maar onder zijn jukbeenderen gloeide het roodachtig.’ Ook veranderde hij Osewoudts constatering van diens gelijkenis met Dorbeck, nadat zijn haar door Marianne geverfd is: ‘Hetzelfde zwarte haar, hetzelfde lijkwitte gezicht!’ werd ‘Hetzelfde zwarte haar, hetzelfde witte gezicht met rode konen.’[73] De eerder in het correctie-exemplaar aangebrachte wijziging in het serienummer van de Summar-lens veranderde Hermans op de proef terug. Op woordniveau zijn er meer veranderingen, de meeste daarvan stilistisch; een enkele maal verbeterde Hermans een slordigheidje.[74]
Hermans overwoog ook om in het zestiende hoofdstuk, waarin hij eerder een zinnetje weghaalde omdat Osewoudt daar na spertijd op straat liep (zie D19m5), de handeling met een uur te vervroegen om daarmee recht te doen aan de historische werkelijkheid: bij de zinnen ‘Het is vijf voor elf. Je mag wel vlug lopen, anders word je nu meteen al opgepakt, kleine held.’ en ‘Jij weer? Je mag wel voortmaken, het slaat straks elf uur!’ corrigeerde hij de tijdsaanduiding in groene inkt naar ‘tien uur’, om die wijzigingen op een later moment met rode inkt weer ongedaan te maken.[75]
Het is onduidelijk in hoeverre Hermans bij de correctie van de tweede proef heeft gekeken naar de al eerder door Van Oorschot gecorrigeerde eerste proef. De vele door Van Oorschot op die eerste proef geconstateerde onbedoelde verschillen met de tekst van de voorafgaande druk van de roman waren voor Hermans in ieder geval geen aanleiding om zelf de tekst van de proef nog eens nauwgezet te vergelijken met de voorafgaande druk. Bij het doorlezen van de tekst van de proef bleven veel verschillen ten opzichte van de voorafgaande druk, die door Van Oorschot over het hoofd waren gezien, ook door Hermans onopgemerkt: daardoor bevat De donkere kamer van Damokles vanaf de tweeëntwintigste druk van de roman tientallen kleine afwijkingen ten opzichte van de eerdere drukken.[76]
Ruim voor het einde van de maand stuurde Hermans de gecorrigeerde proef terug naar de uitgeverij. Op 30 november schreef hij aan Van Oorschot: ‘Naar ik aanneem heeft u de door mij gecorrigeerde 2e proef van De donkere Kamer van Damokles inmiddels teruggekregen. Ik meen te mogen geloven dat de typografische moeilijkheden nu zijn opgelost, maar mocht dat niet zo zijn, wilt u het mij dan vooral laten weten?’[77] Van Oorschot meldde hem een week later de ontvangst van de proef: ‘Door de najaarsdrukte was ik niet eerder in de gelegenheid U van de goede ontvangst van de door U gecorrigeerde tweede proef van De donkere Kamer van Damokles op de hoogte te stellen. Wij achten het, gezien de derde proef, niet noodzakelijk U deze alsnog toe te zenden. Wij zullen er nauwlettend op toezien dat de laatste correcties worden waargenomen.’[78]
Hermans ontving geen nieuwe proef meer. Medio januari kondigde Van Oorschot aan dat ‘[o]ver plus-minus anderhalve week […] de paperback van De donkere Kamer van Damokles [zal] verschijnen, terwijl de gebonden editie medio februari in de boekhandel zal liggen’, waarna Hermans in februari presentexemplaren van zowel de paperback als de gebonden editie ontving.[79]

_dsc0040

© foto Rob Mostert [Terug naar overlevering]


D20m7
Correctie-exemplaar van de tweeëntwintigste druk van De donkere kamer van Damokles
Omvang: 336 pagina’s
Maart 1979
Letterkundig Museum
WFH (Boeken) Primair/Met Aantekeningen/De donkere kamer van Damokles [6]

Nog geen maand nadat Hermans aan Wouter van Oorschot, zij het met een klein voorbehoud, zijn tevredenheid over de nieuwe druk van De donkere kamer van Damokles had bericht,[80] kondigde Van Oorschot een nieuwe herdruk van de paperbackuitgave op korte termijn aan, waarbij hij direct een tweetal correcties voorstelde: ‘Wij vermoeden dat uiterlijk over twee maanden een herdruk van de paperback noodzakelijk zal zijn. Wilt U daarmee rekening houden in verband met eventueel door U nog aan te brengen correcties? Wij constateerden op pagina 253 het woord ‘‘Taxiërend’’ (reg 7) en op pagina 255 het woord ‘‘spinterend’’ (reg 21). Is dit juist?’[81]
Hermans was het eens met de correcties en nam die over in een correctie-exemplaar van de tweeëntwintigste druk, waarin hij bovendien op twee plaatsen een komma toevoegde en een foute inspringing na een witregel herstelde. Ook een opmerking van Frans Janssen, die hem eind februari had bedankt voor de hem toegezonden gebonden uitgave van de herdruk, nam Hermans ter harte: Janssen had zijn verbazing uitgesproken over een inconsistentie, die hij eerder wel ter verbetering aan Hermans had voorgelegd: ‘Je hebt interpretators nog voer gegeven, doordat je een (naar ik nu moet aannemen: schijnbare) inconsistentie niet gewijzigd hebt: ik bedoel de foto van de drie soldaten in pyama die op p. 75 (vorige drukken)/p. 63 (21e druk) opeens een uniform in plaats van een pyama aan hebben.’[82]
Hermans nam de correctie, die terugging op de lijst met correcties die Janssen Hermans op 6 maart en nogmaals op 23 september 1978 aan Hermans had gestuurd, alsnog over in het correctie-exemplaar, en noteerde dat weer op de doorslag van het lijstje verbeteringen: ‘toch veranderd 17-3-79’.[83] Afgezien van een voorstel tot aanpassing van de tekst in het colofon, dat expliciet melding maakte van de jubileumuitgave, bevat dit correctie-exemplaar geen verdere wijzigingen.

_dsc0050

© foto Rob Mostert [Terug naar overlevering]


D20m8
Correctie-exemplaar van de tweeëntwintigste druk van De donkere kamer van Damokles
Omvang: 336 pagina’s
Voorjaar 1979
Archief Uitgeverij Van Oorschot

De correcties uit het eerste correctie-exemplaar D20m7, dat hij bewaarde in zijn eigen archief, nam Hermans over in een tweede exemplaar, dat hij terugstuurde naar uitgeverij Van Oorschot. Dit bevindt zich in het archief Van Oorschot en heeft exact dezelfde wijzigingen, aangebracht in drie kleuren (balpen)inkt, als het voorafgaande correctie-exemplaar in het archief-Hermans.

[Terug naar overlevering]


D20m9
Kopijexemplaar van de tweeëntwintigste druk voor de drieëntwintigste druk van De donkere kamer van Damokles
Omvang: 336 pagina’s
Voorjaar 1979
Archief Uitgeverij Van Oorschot

In het archief Van Oorschot bevindt zich een derde exemplaar van de tweeëntwintigste druk met correcties, dat gebruikt is als kopijexemplaar voor de drieëntwintigste druk van de roman. De Franse titelpagina van dit exemplaar verwijst naar eenentwintig correcties, waarvan het grootste deel niet van Hermans zelf afkomstig is: de paginanummers met correcties van Hermans zijn later bij het lijstje ingevoegd. Geen van de door een redacteur aangebrachte correcties is inhoudelijk: incidenteel wordt de schrijfwijze van een woordje aangepast (‘étalage’ wordt ‘etalage’, ‘sousterrain’ wordt ‘souterrain’), maar voor het overige werden vooral zetfouten verbeterd die bij de productie van de tweeëntwintigste druk waren onstaan. Ook de colofontekst werd voor de nieuwe herdruk aangepast.
Wanneer de nieuwe herdruk in productie ging is niet helemaal duidelijk, maar medio juli kondigde Uitgeverij Van Oorschot aan dat het boek ‘binnen enkele weken’ gereed zou zijn, waarna de uitgeverij Hermans op 15 augustus een begeleidend briefje bij de hem toegezonden presentexemplaren stuurde: ‘Separaat verzenden wij U vandaag 4 exemplaren van de 22-ste druk van de donkere kamer van damokles. Voor zover wij weten is het boek nu geheel zonder drukfouten. De oplage was +/- 10.000.’[84]

[Terug naar overlevering]


D22m10
Correctie-exemplaar van de vijfentwintigste druk van De donkere kamer van Damokles
Omvang: 336 pagina’s
Najaar 1981
Letterkundig Museum
WFH (Boeken) Primair/Met Aantekeningen/De donkere kamer van Damokles [9]

De vijfentwintigste,[85] ongewijzigde druk van De donkere kamer van Damokles verscheen eind mei 1981, en op grond van een aantekening in dit correctie-exemplaar in het archief-Hermans ontving Hermans het boek op 10 juni.[86] Eind september stuurde Uitgeverij Van Oorschot Hermans een tweede exemplaar, om daarin correcties voor een volgende, in november 1981 te verschijnen herdruk aan te brengen, waarop Hermans in eerste instantie meedeelde ‘dat De donkere Kamer van Damokles bij mijn weten geen fouten meer bevat en dus ongewijzigd herdrukt kan worden’.[87]
Maar anderhalve maand nadat Uitgeverij Van Oorschot hem had gemeld dat de herdruk dat jaar toch nog niet nodig zou zijn, was Hermans tot een ander inzicht gekomen: ‘Ik moet toch nog even terugkomen op onze briefwisseling over de eventuele herdruk van ‘‘Damokles’’, enige tijd geleden. / Het is maar goed dat deze herdruk, zoals u mij berichtte, toch niet op zo korte termijn noodzakelijk is geweest, als u aanvankelijk heeft gedacht. / Mij zijn namelijk toch nog een paar foutjes bekend geworden: / Blz. 282, regel 20 van boven ‘‘zij stopen’’ moet zijn ‘‘Zij stopten’’. / Blz. 306, regel 5 van onderen ‘‘Leica iii’’ moet zijn ‘‘Leica iiia’’. / Wilt u deze verbeteringen nog even aanbrengen?’[88] Beide correcties zijn terug te vinden in het correctie-exemplaar, dat geen verdere aantekeningen bevat. De verschijning van de herdruk zou overigens nog even op zich laten wachten. Pas in februari 1982 stelde de uitgever de nieuwe herdruk in het vooruitzicht, die uiteindelijk in april van dat jaar verscheen.[89]

_dsc0052

© foto Rob Mostert [Terug naar overlevering]


D25m11
Correctie-exemplaar van de achtentwintigste druk van De donkere kamer van Damokles
Omvang: 336 pagina’s
1984/1985
Letterkundig Museum
WFH (Boeken) Primair/Met Aantekeningen/De donkere kamer van Damokles [10]

In zijn correctie-exemplaar van de achtentwintigste druk, dat hij volgens het datumstempel op de Franse titelpagina van het boek op 15 juni 1984 had ontvangen, bewaarde Hermans de Volkskrant-column ‘Digitaal’ van Gerrit Krol.[90] In deze bijdrage met de titel ‘Zetfouten’ beschreef Krol hoe hij tot zijn verbazing (‘Daar word ik onrustig van’) nog zetfouten had aangetroffen in de ‘[z]esentwintigste, inmiddels vele malen herziene druk’ van De donkere kamer van Damokles. Hermans verbeterde de door Krol geconstateerde fouten in zijn eigen exemplaar, en toen Uitgeverij Van Oorschot Hermans enkele maanden later een correctie-exemplaar toezond om verbeteringen voor een nieuwe herdruk aan te brengen, berichtte Hermans dat dit, anders dan bij de voorafgegane zevenentwintigste druk van de roman,[91] inderdaad diende te gebeuren: ‘Separaat stuur ik u heden de correctie-exemplaren van Paranoia en De donkere Kamer van Damokles terug. In deze boeken dienen toch nog enkele fouten verbeterd te worden. / Het is betreurenswaardig dat zulks bij elke herdruk noodzakelijk blijkt te zijn, maar de ervaring leert dat het zeer lang duurt eer alle fouten zijn opgespoord. // Deze correcties zijn dan ook geenszins definitief. / Ik moet ook van eventuele nog volgende herdrukken correctie-exemplaren ontvangen, want de kans dat er nieuwe fouten worden gevonden, is geenszins denkbeeldig.’[92]

_dsc0061

© foto Rob Mostert [Terug naar overlevering]


D25m12
Correctie-exemplaar van de achtentwintigste druk van De donkere kamer van Damokles
Omvang: 336 pagina’s
Maart 1985
Archief Uitgeverij Van Oorschot

Het aan Van Oorschot verstuurde correctie-exemplaar heeft de aan de column van Gerrit Krol ontleende verbeteringen die Hermans in zijn eigen exemplaar had aangebracht: op de eerste pagina van de roman werd de zetfout ‘lachten’ verbeterd naar ‘lachen’, en op pagina 302 werd de tot tweemaal toe onjuiste schrijfwijze van ‘onmiddelijk’ gecorrigeerd. Andere verbeteringen bracht Hermans niet aan, waarna de negenentwintigste druk in april 1985 verscheen.

[Terug naar overlevering]


D26m13
Correctie-exemplaar van de negenentwintigste druk van De donkere kamer van Damokles
Omvang: 336 pagina’s
1985/1986
Letterkundig Museum
WFH (Boeken) Primair/Met Aantekeningen/De donkere kamer van Damokles [11]

Een correctie-exemplaar van de negenentwintigste druk heeft op de Franse titelpagina de stempels ‘archief’ en ‘Reçu le 2 juil. 1985’ en de verwijzing naar een zestal verbeteringen in het boek, dat geen andere dan de vermelde correcties bevat. In alle gevallen gaat het om kleine herzieningen. Eén daarvan, de toevoeging van de werkwoordsvorm ‘gekomen’ in het zinnetje ‘Toen hij weer buiten Rotterdam was gekomen, werd de weg slechter, […]’ is van stilistische aard; daarnaast moderniseerde Hermans de spelling van het woord ‘hoovaardig’ naar ‘hovaardig’, hij voegde eenmaal een komma toe, verbeterde nog een zetfout en corrigeerde tweemaal het woordgeslacht bij ‘salvo’ van ‘de’ naar ‘het’.

_dsc0062

© foto Rob Mostert [Terug naar overlevering]


D26m14
Correctie-exemplaar van de negenentwintigste druk van De donkere kamer van Damokles
Omvang: 336 pagina’s
Augustus/september 1986
Archief Uitgeverij Van Oorschot

Uitgeverij Van Oorschot stuurde Hermans op 20 augustus 1986 ‘correctie-exemplaren t.b.v. de aanstaande herdrukken van de donkere kamer van damokles en drie melodrama’s. / Dit laatste werk is pas volgend voorjaar aan een herdruk toe, maar dan heeft U het alvast. / De nieuwe druk van de damokles zullen wij ongeveer half oktober nodig hebben. / Wij zien uw correcties gaarne tegemoet.’[93] Hermans bracht daarin de veranderingen aan die hij eerder al had genoteerd in zijn eigen correctie-exemplaar en retourneerde de correctie-exemplaren van de beide romans op 8 september, waarna de dertigste druk van De donkere kamer van Damokles in oktober verscheen.[94]

[Terug naar overlevering]


D30m15
Correctie-exemplaar van de vierendertigste druk van De donkere kamer van Damokles
Omvang: 336 pagina’s
1993?
Letterkundig Museum
WFH (Boeken) Primair/Met Aantekeningen/De donkere kamer van Damokles [12]

Na het verschijnen van de dertigste druk bracht Hermans bij drie opeenvolgende herdrukken geen herzieningen meer aan in De donkere kamer van Damokles. Eind 1987 berichtte hij, door Uitgeverij Van Oorschot in de gelegenheid gesteld om correcties voor de tweeëndertigste druk van de roman aan te brengen,[95] dat de roman ongewijzigd herdrukt kon worden. Twee jaar later, bij weer een nieuwe herdruk, schreef hij: ‘In De donkere Kamer van Damokles zijn geen nieuwe fouten gevonden en het boek kan dus, zoals het is, herdrukt worden’, een mededeling die hij ruim een jaar later, in de aanloop naar het verschijnen van de vierendertigste druk in juni 1991, nog eens herhaalde.[96]
Van die vierendertigste druk bevindt zich weer een exemplaar met correcties in het archief-Hermans, door Hermans blijkens het datumstempel op de Franse titelpagina ontvangen op 21 juni 1991. Het boek heeft zeven correcties. Bij vier daarvan gaat het om de wijziging van de spelling ‘pyama’ naar ‘pyjama’. Daarnaast markeerde Hermans in dit correctie-exemplaar nog eens twee zetfouten die waren ontstaan bij de opnieuw gezette tweeëntwintigste druk van de roman en bracht hij één stilistische wijziging aan: ‘Achtendertig negen, dacht Osewoudt, vier graden te veel’ werd ‘Achtendertig negen, dacht Osewoudt, vier strepen te veel’.

_dsc0063

© foto Rob Mostert [Terug naar overlevering]


D30m16
Kopijexemplaar van de vierendertigste druk voor de vijfendertigste druk van De donkere kamer van Damokles
Omvang: 336 pagina’s
December 1993
Archief Uitgeverij Van Oorschot

In het archief van Uitgeverij Van Oorschot bevindt zich een tweede correctie-exemplaar van de vierendertigste druk, dat dezelfde correcties heeft als Hermans’ archiefexemplaar. Hermans stuurde het boek met een korte toelichting aan het einde van 1993 naar Wouter van Oorschot: ‘Separaat stuur ik u het correctie-exemplaar van de donkere kamer van damokles terug. / Het is een sterk staaltje van koppigheid dat de foute spelling ‘pyama’ zich een en dertig drukken staande heeft weten te houden.’[97] Op de Franse titelpagina van dit exemplaar bracht Hermans bij de verzending twee stempels aan met de mededeling ‘expedie le – 7 dec 1993’. Naast de paginacijfers met correcties heeft deze pagina ook aanwijzingen voor de productie van de herdruk, die januari 1994 zou verschijnen.

[Terug naar overlevering]



[1] Hermans aan Geert van Oorschot, 25 januari 1954. In: Willem Frederik Hermans, Je vriendschap is werkelijk onbetaalbaar. Brieven aan Geert van Oorschot. Ed. Nop Maas. Amsterdam 2004, p. 108.
[2] De zinnen hebben enkele kleine doorhalingen en aanvullingen. Citaten uit ‘Een overgevoelige natuur’ worden steeds weergegeven naar de laatste, meest recente laag.
[3] In de eerste, tijdens het schrijven direct verbeterde laag van deze zin in het typoscript is het juist Jagtman die zwart haar heeft. In De donkere kamer van Damokles is het uiteindelijk ook weer Dorbeck die zwart haar heeft, en is Osewoudt blond.
[4] In een eerdere laag van het typoscript staat geen Houtweg, maar Houtstraat 32, uiteindelijk ook in De donkere kamer van Damokles de locatie waar de aanslag plaatsvindt. Zie hiervoor ook de beschrijving bij het correctie-exemplaar D2m3.
[5] De in het manuscript beschreven handeling is in de roman terug te vinden in het vijfde tot en met tiende, en ook nog gedeeltelijk in het elfde hoofdstuk. Zie hiervoor Willem Frederik Hermans, Volledige Werken, deel 3. Amsterdam 2010, p. 23-50.
[6] Hermans aan Van Oorschot, 28 april 1954. In: Hermans, Je vriendschap is werkelijk onbetaalbaar, p. 119.
[7] Hermans aan Van Oorschot, 8 mei 1955. In: Ibid., p. 156. Zie hiervoor ook de Commentaar bij De donkere kamer van Damokles in de editie, p. 719.
[8] Frida Balk-Smit Duyzentkunst aan Hermans, 20 november 1958 en Hans van Straten aan Hermans, 28 november 1958, archief-Hermans. Zie hiervoor ook de Commentaar bij De donkere kamer van Damokles in de editie, p. 731.
[9] Hermans aan Hans van Straten, 1 december 1958, doorslag in archief-Hermans. Zie ook de Commentaar bij De donkere kamer van Damokles in de editie, p. 731.
[10] In de editie p. 335.
[11] Citaten op respectievelijk p. 135 en p. 258 van de editie.
[12] In de editie p. 383. De beschrijving op het typoscript wijkt nog iets af van de uiteindelijk toegevoegde tekst. Zie ook P1.
[13] Citaten op respectievelijk p. 87 en p. 135 van de editie. Bij het laatste citaat is het in de eerste druk nog Osewoudt die Dorbeck aan zijn stem herkent; Hermans schrapte na de door Dorbeck uitgesproken tekst: ‘Andere keer, er is nu geen tijd, zeg ik je’ de zinnen ‘Alleen dat je nu mijn stem herkend hebt, is voldoende. Dat is het enige wat ik jou zou hebben gevraagd, als je het niet uit jezelf had gezegd. Verder heb ik je niets te vragen’ (D1, p. 135).
[14] Citaten in de editie achtereenvolgens op p. 34, p. 41, p. 46, p. 101 en p. 136.
[15] Citaten in de editie achtereenvolgens p. 32, p. 402 en p. 31. Uitspraken van Dorbeck worden bovendien stelliger doordat Hermans herhaaldelijk een uitroepteken toevoegt.
[16] Respectievelijk in de zinnen: ‘Maar Dorbeck, ik zie je nooit, in geen vier jaar heb je iets van je laten horen.’ (editie p. 135) en ‘Wat denkt u, dat de Duitse politie niets beters te doen heeft dan maar lukraak hier en daar provocateurs rond te sturen om te proberen of Jan, Piet en Klaas misschien bereid zijn te werken voor een regering voor welke ze tot vier jaar geleden altijd al hadden gewerkt!’ (editie p. 142). Voor het opsporingsbericht zie p. 174.

[17] Zie voor enkele afwijkingen de beschrijving van P1.
[18] Mogelijk de datum waarop Hermans de eerste druk van de roman ontving. Er zijn geen aanwijzingen dat het boek al in oktober 1958 verkrijgbaar was.
[19] In het archief-Hermans worden typoscript en kopijexemplaar los van elkaar bewaard, maar beide documenten vormen één geheel. De ingevoegde passage wordt in het kopijexemplaar, net als in D1m1, op de voorafgaande pagina aangekondigd: ‘Hierna op nieuwe pagina bijgevoegd stukje inlassen’. Het typoscript heeft (ook in de bij D1m1 ingevoegde doorslag) de opmerking ‘nieuwe pagina, inlassen tussen 377 en 378’. Het originele typoscript in het kopijexemplaar en de doorslag bij D1m1 hebben identieke correcties en aanvullingen in zwarte en incidenteel blauwe inkt; beide typoscripten hebben door Hermans aangebrachte aanwijzingen voor het zetten.
[20] Hermans aan Geert van Oorschot, 30 december 1958. In: Hermans, Je vriendschap is werkelijk onbetaalbaar, p. 224-225.
[21] Geert van Oorschot aan Hermans, 9 januari 1959. In: Geert van Oorschot, Hierbij de hele God in proef. Brieven aan Willem Frederik Hermans. Ed. Nop Maas. Amsterdam 2003, p. 187.
[22] Hermans aan Hans van Straten, 19 januari 1959, doorslag in archief-Hermans.
[23] Een voorbeeld van een woordvariant is de vervanging van ‘nauw’ door ‘smal’ in de zin ‘Hij begon zich te wringen in een nauw gangetje met muren van zachtboard’, die in D1m1 en in de tweede druk, maar niet in D1m2, gewijzigd is in: ‘Hij begon zich te wringen in een smal gangetje met muren van zachtboard’ (editie p. 101).
[24] Voorbeelden daarvan zijn de woordvarianten in de zinnetjes: ‘Voor mij is het hier een beetje nauw, maar een klein kereltje als jij, kan gemakkelijk uit de voeten.’( gecorrigeerde tekst in editie p. 101 ) en ‘Osewoudt vertrok zijn gezicht tot een glimlach.’ (gecorrigeerde tekst in editie p. 113). Het correctie-exemplaar D1m1 en het kopijexemplaar D1m2 hebben in beide gevallen aanvankelijk dezelfde tekst, waarbij Hermans in D1m1 in de latere fase van de proefcorrectie de woorden ‘nauw’ en ‘glimlach’ met een afwijkende kleur inkt verving door respectievelijk ‘krap’ en ‘grijns’. Een aantal andere correcties op de proef nam Hermans niet over in het correctie-exemplaar. (Gegevens ontleend aan elektronische tekstvergelijking.)
[25] Hermans aan Geert van Oorschot, 6 mei 1959. In: Hermans, Je vriendschap is werkelijk onbetaalbaar, p. 229.
[26] Geert van Oorschot aan Hermans, 21 mei 1959. In: Van Oorschot, Hierbij de hele god in proef, p. 190.
[27] Geert van Oorschot aan Hermans, 16 juni 1959. In: Ibid., p. 192.
[28] Geert van Oorschot aan Hermans, 13 juli 1959. In: Ibid., p. 193.
[29] Ook derden, onder wie Hans van Straten en Karel van het Reve, schreven Hermans in die periode suggesties voor verbeteringen bij een nieuwe druk van de roman. Zie hiervoor ook de Commentaar bij De donkere kamer van Damokles in de editie, p. 737-738.
[30] Citaten op resp. p. 39 en p. 207 van de editie.
[31] Citaten in de editie op p. 163 en p. 315.
[32] Bij Osewoudts eerste gesprek met Selderhorst bijvoorbeeld vervolledigde hij de zin ‘Ja. Moorlag gaf mij er een die in een enveloppe bij mij thuis bezorgd was, op de dag van de arrestatie, toen ik dus met Elly Berkelbach Sprenkel in Amsterdam was.’ tot: ‘Ja. Moorlag gaf mij er een die in een enveloppe bij mij thuis bezorgd was, op de dag van de arrestatie van mijn moeder en mijn vrouw, toen ik dus met Elly Berkelbach Sprenkel in Amsterdam was.’ (editie p. 327).
[33] Editie p. 195-196.
[34] Citaten in de editie op achtereenvolgens p. 215 en p. 282.
[35] Citaten in de editie op p. 369 en 398.
[36] De derde druk bevat ten opzichte van dit correctie-exemplaar nog enkele extra wijzigingen. Die moet Hermans hebben aangebracht in een niet overgeleverd kopijexemplaar voor de derde druk. (Gegevens ontleend aan elektronische tekstvergelijking.)
[37] Geert van Oorschot aan Hermans, 2 september 1959. In: Van Oorschot, Hierbij de hele god in proef, p. 195.
[38] Hermans aan Geert van Oorschot, 7 september 1959. In: Hermans, Je vriendschap is werkelijk onbetaal­baar, p. 237.
[39] Zie hiervoor de Commentaar bij De donkere kamer van Damokles in de editie, p. 739-740; meer uitgebreid in: Van Oorschot, Hierbij de hele God in proef, vanaf p. 200, en Hermans, Je vriendschap is werkelijk onbetaal­baar, vanaf p. 247.
[40] De ‘negende’ druk die in februari 1970 was verschenen was in feite de tiende druk, omdat er in 1963 resp. 1966 twee drukken verschenen die als ‘zesde’ druk waren aangeduid. Zie: Frans A. Janssen, Sonja van Stek (red.), Het bibliografische universum van Willem Frederik Hermans. Bibliografie van de afzonderlijk verschenen werken. Amsterdam 2000 (ook op: http://www.willemfrederikhermans.nl/), JS-nummers 151, 152 en 155.
[41] Uitgeverij Van Oorschot aan Hermans, 21 januari 1971 en Hermans aan Uitgeverij Van Oorschot, 30 januari 1971. Origineel resp. doorslag in archief-Hermans.
[42] Hermans vroeg Edwards bij zijn vertaling van de roman de derde druk als uitgangspunt te nemen en wees hem op enkele fouten daarin: ‘Het zijn: / pagina 338, r. 8 van onderen ‘
Israel’ Moet zijn ‘Palestina’, / Israel bestond toen immers nog niet als staat. / pagina 378, bovenaan, 18 oktober 1946, moet zijn 1945 // pagina 384, regel 3 van boven, ‘Israel’, moet zijn ‘Palestine’[sic]’ (Hermans aan Roy Edwards, 20 december 1960, doorslag in archief-Hermans).
[43] Hermans schreef op 18 december 1962 aan Visser: ‘Het is helaas zo, dat ik in een ernstig conflict gewikkeld ben met de uitgever Van Oorschot. Hoewel ik, als gevolg hiervan, niet meer in staat geweest ben latere drukken dan de 3e van ‘
De donkere Kamer van Damokles’ te herzien, ontziet deze heer zich niet ook in de latere drukken mede te delen dat ik ze herzien heb. Ze zijn evenwel precies gelijk aan de derde. / De fouten die U mij signaleerde zijn mij bekend: E. Jagtman op p. 329 moet doorgehaald worden (het is dezelfde zending foto’s), de datum van de schietpartij te Haarlem is 23 juli 1940. / Er is nog meer dat veranderd zou moeten worden: Palestina zou moeten zijn Israël, het jaartal op p. 378 moet zijn 1945. Gelukkig komen al deze fouten niet voor in de Engelse vertaling (Heinemann, London 1962), waarvan ik het manuscript indertijd heb kunnen corrigeren.’ (doorslag in archief-Hermans).
[44] W.F. Hermans, ‘Tweede waarschuwing tegen Van Oorschot’. In: Podium 17 (1962-1963), afl. 3 (december 1962), p. 141-142; ook afgebeeld in Van Oorschot, Hierbij de hele God in proef, p. [266-267]. De volgens de ‘tweede waarschuwing’ in Podium in te voegen tekst op p. 218 ‘ik heb een leidster van de Nat. Jeugdstorm vermoord’ veranderde Hermans in het kopijexemplaar in ‘ik heb een leidster van de Jeugdstorm gedood’.
[45] Frans Janssen aan Hermans, 9 februari 1970, archief-Hermans.
[46] Het gaat om de volgende wijzigingen: ‘de derde oorlogsdag’ wordt gecorrigeerd naar ‘de eerste oorlogsdag’ (editie p. 48), ‘al drie dagen later’ wordt ‘al vier dagen later’ (p. 376), een niet helemaal juiste reconstructie van de feiten door Spuybroek met betrekking tot Osewoudts bezoek aan het Legmeerplein wordt niet langer zonder meer door Osewoudt bevestigd, maar afgezwakt van ‘Ja’ tot ‘Ja, ongeveer’ (p. 356), en de veronderstelde melding van Jagtman ‘Bij de eerste oproep in de krant’ wordt minder exact geformuleerd tot ‘Na die oproep in de krant’ (p. 371).
[47] Citaat op p. 135 van de editie.
[48] Hermans aan Frans Janssen, 11 februari 1970, doorslag in archief-Hermans. De genoemde roman is Herinneringen van een engelbewaarder. De wolk van niet weten, in september 1979 verschenen bij Uitgeverij De Bezige Bij, nu in: Willem Frederik Hermans, Volledige Werken, deel 4. Amsterdam 2012.
[49] Citaat op p. 41 van de editie. Vergelijkbaar daarmee is een andere correctie van Hermans, die in dit kopijexemplaar bij Osewoudts telefoongesprek met Dorbeck in de telefooncel op de Overtoom twee zinnen schrapte om opnieuw twee zinnetjes over De Vos Clootwijk toe te voegen: ‘Elly is verraden in Utrecht door De Vos Clootwijk. / De telefoon zei tuut tuut aan zijn oor.’ (citaat op p. 135 van de editie).
[50] Zie hiervoor de editie, p. 408. Hermans gebruikte dit citaat eerder in Het sadistische universum. Amsterdam 1964. Zie Willem Frederik Hermans, Volledige Wer­ken, deel 11. Amsterdam 2008, p. 212.
[51] Uitgebreide druktechnische informatie over de ‘tiende’ (elfde) druk van De donkere kamer van Damokles en meer gegevens over de varianten bij deze herdruk zijn te vinden in Frans Janssen, ‘Varianten in orde en chaos (Over de vari­anten in de tiende druk van De donkere kamer van Damokles)’. In: Raam (1972), afl. 80, p. 26-39. Een herziene versie ver­scheen in: Frans A. Janssen, Bedriegers en bedrogenen. Opstellen over het werk van Willem Frederik Hermans. Amsterdam 1980, p. 55-78. Ook op http://www.willemfrederikhermans.nl/.
[52] Zie de ‘Verantwoording’ in: Janssen, Van Stek (red.), Het bibliografische universum van Willem Frederik Hermans. Bibliografie van de afzonderlijk verschenen werken. (ook op http://www.willemfrederikhermans.nl/), en de respectievelijke drukken van De donkere kamer van Damokles: JS-nummers 157 t/m 165. De ‘externe gegevens’ met betrekking tot de drukgeschiedenis van De donkere kamer van Damokles werden in het najaar van 1978 door Wouter van Oorschot aan Hermans verstrekt. Zie hiervoor noot 63 bij de beschrijving van P2.
[53] Uitgeverij Van Oorschot aan Hermans, 21 maart 1978, archief-Hermans. Een maand daarvoor was deze eenentwintigste druk van De donkere kamer van Damokles verschenen, zonder inhoudelijke correcties. Nadat Hermans door Uitgeverij Van Oorschot in de gelegenheid was gesteld om correcties voor deze herdruk aan te brengen, had hij op 16 december 1977 een correctie-exemplaar voor de ‘elfde’ druk naar de uitgeverij teruggestuurd (doorslag in archief-Hermans). De enige wijzigingen in deze druk betreffen het jaar van uitgave op de titelpagina, de drukvermelding en het colofon (gegevens ontleend aan elektronische tekstvergelijking).
[54] Dat lijstje was Hermans al enkele keren in het vooruitzicht gesteld. Op 24 december 1977 schreef Janssen aan Hermans: ‘Het beloofde lijstje van kleine typografische ongerechtigheden in De donkere kamer houd je nog van me te goed: het is voor déze herdruk toch te laat.’ Op 31 januari kondigde hij opnieuw aan het lijstje nog te gaan versturen, om uiteindelijk op 6 maart Hermans ‘het beloofde lijstje met overwegingen voor correcties in DDK’ toe te zenden. Op 25 juni zond Janssen hem bovendien nog ‘enkele aanvullingen op het lijstje van (druk)fouten in De Donkere Kamer dat ik je in het begin van dit jaar toestuurde’ (alle brieven in archief-Hermans).
[55] Het eerste citaat op p. 169 van de editie. Zie voor de gang van zaken met betrekking tot het tweede citaat de beschrijving van het kopijexemplaar D19m6 en het latere correctie-exemplaar D20m7.
[56] In de editie (p. 97) eindigt dit hoofdstuk nu met de zin ‘Hij drukte het nieuwe persoonsbewijs van Elly in haar hand.’ Zie Hans van Straten, De omgevallen boekenkast (1e cahier). Utrecht 1977, p. 30. Dat de klokken van het carillon in 1944 niet meer konden luiden, meldde Van Straten al aan Hermans in een brief van 7 februari 1959, waarop Hermans destijds antwoordde: ‘Jammer dat de klokken van het Leidse stadhuis ook door de Duitsers waren geroofd en dus in 1944 niet meer kon­den spelen. Als ik het geweten had, zou ik het niet hebben gedaan waarschijnlijk, hoewel… de functie die het in de betreffende passa­ge heeft lijkt mij aantrekkelijk en voor mij komt de functie van een détail op de eerste plaats, de werkelijkheid interesseert mij (in te­genstelling tot Zola) helemaal niet.’ (Hans van Straten aan Hermans, 7 februari 1959, en Hermans aan Hans van Straten, 14 februari 1959, origineel resp. doorslag in archief-Her­mans). Zie voor een meer uitgebreid citaat uit de brief van Hermans de Commentaar bij De donkere kamer van Damokles in de editie, p. 737-738.
[57] Janssen schreef aan Hermans: ‘Dan heb ik nog een heel rijtje gevallen waarin de gegeven dateringen in het boek onderling niet overeenstemmen. Dit rijtje heb ik jaren geleden eens gepubliceerd (nl. in “Varianten in orde en chaos”, in Raam 80, jan. 1972, p. 36-37) – het is een kluwen waarin je je beter niet meer kunt verdiepen.’ (Frans Janssen aan Hermans, 6 maart 1978, archief-Hermans)
[58] Citaat, in gewijzigde vorm, op p. 374 van de editie. Latere wijzigingen werden door Hermans aangebracht op de revisiedrukproef voor de tweeëntwintigste druk (P3) en in zijn correctie-exemplaar voor de zesentwintigste druk (D22m10). [59] Uitgeverij Van Oorschot aan Hermans, 20 september 1978, archief-Hermans.
[60] Na het verschijnen van de tweeëntwintigste druk in februari 1979 had Janssen aan Hermans gevraagd ‘waar jouw correctie-exemplaar van deze DDK-druk gebleven is. Blijft dat bij V.O.?’ (Frans Janssen aan Hermans, 24 februari 1979, archief-Hermans), waarop Hermans aankondigde hem het correctie-exemplaar en de voorafgaande proeven toe te kunnen sturen (Hermans aan Frans Janssen, 27 februari 1979, doorslag in archief-Hermans). Volgens een aantekening van Frans Janssen op de eerste proef ontving hij het materiaal op 8 april dat jaar. Zie voor de beschrijving van de proeven P2 en P3.
[61] Hermans aan Wouter van Oorschot, 25 september 1978, doorslag in archief-Hermans.
[62] Hermans aan Frans Janssen, 26 september 1978, doorslag in archief-Hermans. Diezelfde dag schreef Janssen aan Hermans: ‘Zaterdagochtend stuurde ik je de correctielijst voor De Donkere Kamer per expres, ’s middags las ik in Bijkaarts brief [‘Het bordeel van tante Pos’, in Het Parool, 23 september 1978; herdrukt in: Willem Frederik Hermans, Door gevaarlijke gekken omringd. Amsterdam, 1988, p. 30-34; red.] dat dat toch niets helpt. Ik hoop dat je toch nog iets in de nieuwe druk hebt kunnen veranderen, voor zover mijn opmerkingen daar aanleiding toe gaven.’ Het lijstje met correcties, waarop Hermans enkele aantekeningen maakte, is identiek aan de op 6 maart 1978 aan Hermans gestuurde lijst. Wel bracht Janssen als ‘toegift bij de lijst’ de kwestie rond de nummering van het Leicatoestel ter sprake: ‘kan het zijn dat het nummer van Osewoudts Leica in een serie zit die pas ná de oorlog geproduceerd is? (iemand schijnt dat uitgezocht te hebben)’, waarop Hermans antwoordde: ‘Het te hoge nummer van Osewoudts Leica was mij bij correctie ook opgevallen en ik heb er dus 100.000 afgetrokken. Een onderzoek instellen naar de nummers van de Leica’s die in mei 1940 in Nederland zijn verkocht, leek me wat te veel moeite. De nieuwe nummers van camera en lens komen nu misschien voor kenners van de materie de trompe-l’oeil ten goed[e], of misschien niet.’ (Frans Janssen aan Hermans, 26 september 1978 en Hermans aan Janssen, 30 september 1978, origineel resp. doorslag in archief-Hermans.)
[63] Uitgeverij Van Oorschot aan Hermans, 24 oktober 1978, archief-Hermans. Deze brief bevat ook een ingrijpende correctie op de drukgeschiedenis van De donkere kamer van Damokles. Zie hiervoor de Commentaar bij De donkere kamer van Damokles in de editie, p. 742-743.
[64] Hermans aan Wouter van Oorschot, 6 november 1978, doorslag in archief-Hermans. Hermans bedankte Wouter van Oorschot bovendien voor ‘de moeite die u gedaan heeft uit te zoeken welke drukken er geweest zijn sinds 1971 van De tranen der acacia’s [!]’.
[65] Uitgeverij Van Oorschot aan Hermans, 9 november 1978, archief-Hermans. Van Oorschot corrigeerde in deze brief Hermans’ misvatting dat de verstrekte drukgeschiedenis betrekking had op De tranen der acacia’s: ‘Wat betreft de onderscheiden drukken moet er sprake zijn van een misverstand. Het betreft hier de herdrukken van De Donkere kamer van Damokles en niet die van De tranen der Acacia’s.’
[66] De gebruikte zetwijze blijkt onder meer uit enkele aantekeningen op de proef, bijvoorbeeld uit de toelichting in handschrift bij een afwijkend gezette passage: ‘Tekst wel gezet maar door storing op fotozetmach[ine] niet gefotografeerd’. Zie met betrekking tot fotografisch zetten bijvoorbeeld Erik Nijhoff, ‘Gekanaliseerde innovatiestromen; het “grafisch systeem” in Nederland, 1950-2000’. In: Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis, 10. Nijmegen 2003, p. 155-171, en Gerard Unger, ‘Overlevende letters: de “derde golf” van fotozetten en digitaal zetten’. In: Joan Hemels, Henk Demoet (red.), Loodvrij en digitaal. Visies op innovatie in grafische communicatie. Alphen aan den Rijn 2003, p. 233-252.
[67] Het editiehandboek Marita Mathijsen, Naar de letter. Handboek editiewetenschap. Den Haag 2003, p. 190-191, onderscheidt ‘saut du même au même’ (ontbreken van tekst doordat zetter bij overnemen van tekst een stukje tekst vergeet, waardoor de tekst ‘verspringt’) en ‘dittografie’ (onbedoelde herhaling). Beide soorten fouten worden op de eerste drukproef herhaaldelijk gecorrigeerd. Van verspringen was bijvoorbeeld sprake in de fragmenten ‘Ze hebben mij niet meer nodig, ze hoeven om mijn medewerking te krijgen mij geen gunsten meer te bewijzen’, waarin na ‘niet meer nodig’ de tekst ‘ze hoeven van mij niets meer gedaan te krijgen’ ontbrak, en bij ‘Osewoudt keek naar buiten. De straat heette Rijnstraat. Het was een rechte straat die uitliep op een brug. Selderhorst schakelde in.’, waar voorafgaand aan de laatste zin twee zinnen waren vergeten: ‘- Nee, deze straat is het niet geweest. Het was een krom­me straat en ik heb niets gezien van een brug.’ (P2, p. 202 en 276). Onbedoelde herhaling kwam onder andere voor in de passage ‘Als ik maar durfde, als ik maar niet bang walm van stoom, adem en ongefermenteerde tabak. Het liefst zou hij naar buiten zijn gegaan.’, waar de tekst na ‘niet bang’ verdubbelde met de direct voorafgegane tekst (P2, p. 118). Een bij de correctie van P2 en P3 over het hoofd geziene verspringing in het fragment ‘Dacht je dat ik daarvoor al die moeite gedaan had? Ik kan in moeilijkheden komen. Het kan zijn dat ik een beroep op je wil doen.’ (P2, p. 221), waar na ‘moeite gedaan had?’ de zinnen ‘De oorlog is nog lang niet afgelopen. Ik kan je nodig hebben.’ ontbreken, is in de editie hersteld (p. 270); zie hiervoor ook de lijst met editeursingrepen.
[68] Zo is er bijvoorbeeld sprake van ‘vage notities’, ‘gemalen tarwekorrels’ en ‘het papiertje’ waar dat achtereenvolgens moest zijn ‘vage noties’, ‘vermalen tarwekorrels’ en ‘het briefje’ (voorbeelden op P2 p. 28, 192 en 198).
[69] Zie noot 65.
[70] Uitgeverij Van Oorschot aan Hermans, 9 november 1978, archief-Hermans.
[71] De tekst werd aangepast van ‘negentien zilveren guldens […], drie zinken kwartjes, een zinken dubbeltje en twee zinken centen […]’ naar ‘negentien zilveren guldens […], drie zinken kwartjes, twee zinken centen, zes bonkaarten voor levensmiddelen […]’, waarbij de geschrapte tekst verloop voorkwam. Zie voor de eerste passage p. 72 van de editie, voor de inspectie van de bonkaarten door Meinarends p. 86.
[72] De oorspronkelijke tekst luidde: ‘Hij hoopte dat het een jongetje zou zijn. Hij zou tegen Marianne zeggen dat het Filip moest worden genoemd. Of nee, misschien nog liever Henri. Maar wat zou Marianne het liefst willen? Hij zou de keus aan haar overlaten.’ Hermans wijzigde dit naar: ‘Hij hoopte dat het een jongetje zou zijn. Hij zou tegen Marianne zeggen dat het inderdaad Filip moest worden genoemd, zoals zij al gedaan had in haar brief. Maar misschien was het een meisje. Wat zou Marianne het liefst willen?’ (editie p. 277-278); ook hier werd om verloop te voorkomen de toevoeging gecompenseerd door het schrappen van enige woorden. De brief van Marianne waarin de ‘kleine Filip’ wordt genoemd is in de editie te vinden op p. 250-251.
[73] Zie hiervoor respectievelijk de pagina’s 29 en 94 van de editie.
[74] ‘Maar Lagendaal stortte niet in elkaar’ wordt bijvoorbeeld ‘Maar Lagendaal zakte niet in elkaar’, ‘Toen het buiten goed donker was’ wordt ‘Toen het buiten bijna donker was’, ‘Gebukt, zijn hoofd zoveel mogelijk onder water houdend’ wordt ‘Gebukt, zijn hoofd zo dicht mogelijk bij het water houdend’. Achtereenvolgens op p. 160, 91 en 223 van de editie.
[75] De citaten staan in de editie achtereenvolgens op p. 96 en 97. Deze verandering komt aan de orde in een brief van Hermans aan H.J. Boukema, verstuurd tijdens of kort na het corrigeren van de tweede drukproef. Daarin meldt Hermans: ‘Hans van Straten [heeft] ontdekt dat ik ergens in “Damokles” iemand tot elf uur op straat laat, terwijl in 1944 niemand meer na tienen op straat mocht. Ik heb erover gedacht het te veranderen, maar dan zou ik alles hebben moeten veranderen, want in dat en andere hoofdstukken, wordt verteld dat het donker is, etc. en om tien uur is het ’s zomers niet donker. Ik speculeer er dus maar op dat de lezers die finesses niet weten – al zou ik geen schrijver willen aanraden zulke speculaties opzettelijk te bedrijven.’ (Hermans aan H.J. Boukema, 23 november 1978, doorslag in archief-Hermans.)
[76] Het gaat dan onder andere om wijzigingen in interpunctie en aaneenschrijvingen van woorden; daarnaast zijn er veel varianten in de schrijfwijze van persoonlijke voornaamwoorden, in het gebruik van aanwijzende voornaamwoorden en lidwoorden en het gebruik van de uitgangs-e bij bijvoeglijke naamwoorden; voorbeelden van andere verschillen op woordniveau zijn de verandering van ‘had voelen komen’ in ‘had voelen aankomen’, ‘bloemenkwekerij’ in ‘bloemkwekerij’ en ‘rechterschouder’ in ‘schouder’; opvallend is verder vooral de klinkeromzetting in het zinnetje ‘iedereen bedreigt iedereen’ naar ‘iedereen bedriegt iedereen’, dat in de context van de roman echter geen leesproblemen oplevert en daarom gehandhaafd blijft. Zie voor een overzicht van de ingrepen die terugvoeren op de productie van de tweeëntwintigste druk de lijst met editeursingrepen bij De donkere kamer van Damokles.
[77] Hermans aan Van Oorschot, 30 november 1978 (doorslag in archief-Hermans). In dezelfde brief schreef Hermans: ‘Ik nam goede nota van uw mededeling dat de indertijd door u opgesomde drukken waren de drukken van De donkere Kamer van Damokles.’ Zie noot 64 en 65.
[78] Uitgeverij Van Oorschot aan Hermans, 7 december 1978, archief-Hermans.
[79] Uitgeverij Van Oorschot aan Hermans, 12 januari en [1?] februari 1979, archief-Hermans.
[80] Hermans aan Wouter van Oorschot, 21 februari 1979, doorslag in archief-Hermans. Zie hiervoor meer in detail de Commentaar bij De donkere kamer van Damokles in de editie, p. 744.
[81] Uitgeverij Van Oorschot aan Hermans, 15 maart 1979, archief-Hermans.
[82] Frans Janssen aan Hermans, 24 februari 1979, archief-Hermans.
[83] Zie voor de eerdere brieven noot 54 en 62. De doorslag met de verbetering bevindt zich bij de brief van Frans Janssen van 26 september 1978.
[84] Uitgeverij Van Oorschot aan Hermans, 12 juli en 15 augustus 1979, archief-Hermans.
[85] Tussendoor verscheen aan het einde van 1979 een Zuid-Afrikaanse uitgave, bibliografisch de vierentwintigste druk van de roman. Zie Janssen, Van Stek (red.), Het bibliografische universum van Willem Frederik Hermans. Bibliografie van de afzonderlijk verschenen werken. (ook op: http://www.willemfrederikhermans.nl/), JS-nummer 169.
[86] Begin februari had Uitgeverij Van Oorschot Hermans in de gelegenheid gesteld correcties voor de nieuwe herdruk aan te brengen. Hermans antwoordde: ‘Er zijn geen fouten meer in, voor zover ik weet en het kan dus ongewijzigd herdrukt worden.’ (Uitgeverij Van Oorschot aan Hermans, 6 februari 1981, en Hermans aan Uitgeverij Van Oorschot, 9 februari 1981, origineel resp. doorslag in archief-Hermans), waarna Uitgeverij Van Oorschot Hermans op 15 mei meedeelde dat ‘in de loop van volgende week […] zowel ‘‘Ik heb altijd gelijk’’ als ‘‘De donkere kamer van Damokles’’ van de binder’ zouden komen (Uitgeverij Van Oorschot aan Hermans, 15 mei 1981, archief-Hermans).
[87] Uitgeverij Van Oorschot aan Hermans, 28 september 1981 en Hermans aan Uitgeverij Van Oorschot, 3 oktober 1981, origineel resp. doorslag in archief-Hermans.
[88] Uitgeverij Van Oorschot aan Hermans, 6 oktober 1981 en Hermans aan Uitgeverij Van Oorschot, 20 november 1981. Origineel resp. doorslag in archief-Hermans. Op de fout in het typenummer van het fototoestel was Hermans gewezen door Erik van Straten. Zie hiervoor Erik van Straten, ‘De blinde fotograaf aan het werk’. In: Hermans-magazine, 3 (1993-1994), afl. 11, p. 88-91; herdrukt in: Dirk Baartse, Bob Polak (red.), Het grote Willem Frederik Hermans Boek. Amsterdam 2010, p. 266-269 en ‘Klik!’, in: Hermans-magazine 9 (1999-2000), afl. 34, p. 58.
[89] ‘Over twee maanden is “De donkere kamer van Damokles” weer toe aan een herdruk. / De door u reeds opgegeven verbeteringen zullen daarin worden aangebracht.’ (Uitgeverij Van Oorschot aan Hermans, 10 februari 1982, archief-Hermans).
[90] Gerrit Krol, ‘Zetfouten’. In: de Volkskrant, 10 november 1984.
[91] In juli 1983 was de zevenentwintigste druk van De donkere kamer van Damokles ongewijzigd verschenen. Een maand eerder had Hermans, op navraag van de uitgeverij, gemeld dat ‘[i]n de laatste druk van De donkere Kamer van Damokles […] voor zover mij op het ogenblik bekend, inderdaad geen fouten meer’ stonden. (Uitgeverij Van Oorschot aan Hermans, 20 juni 1983 en Hermans aan Gemma Nefkens, Uitgeverij Van Oorschot, 23 juni 1983. Origineel resp. doorslag in archief-Hermans).
[92] Uitgeverij Van Oorschot aan Hermans, 11 maart 1985, en Hermans aan Wouter van Oorschot, 14 maart 1985. Origineel resp. doorslag in archief-Hermans. Zie voor de op hetzelfde moment voorbereide herdruk van Paranoia de tekstgeschiedenis van Paranoia (D13m7).
[93] Uitgeverij Van Oorschot aan Hermans, 20 augustus 1986, archief-Hermans.
[94] Hermans aan Wouter van Oorschot, 8 september 1986, doorslag in archief-Hermans. Zie
voor de op hetzelfde moment voorbereide herdruk van Drie melodrama’s de tekstgeschiedenis van Drie melodrama’s (D8m5).
[95] Tussendoor was er in 1986 een gewijzigde heruitgave van de Zuid-Afrikaanse editie van de roman verschenen. Zie Janssen, Van Stek (red.), Het bibliografische universum van Willem Frederik Hermans. Bibliografie van de afzonderlijk verschenen werken (ook op: http://www.willemfrederikhermans.nl/), JS-nummer 176.
[96] Uitgeverij Van Oorschot aan Hermans, 25 november 1987, Hermans aan Wouter van Oorschot, 28 november 1987, Hermans aan Wouter van Oorschot, 22 december 1989 en Hermans aan Uitgeverij Van Oorschot, 11 februari 1991, origineel resp. doorslagen in archief-Hermans.
[97] Hermans aan Wouter van Oorschot, 7 december 1993, doorslag in archief-Hermans. Overigens komt de spellingvariant ‘pyama’ in de eerste en daaropvolgende drukken maar één keer voor. Vanaf de tweeëntwintigste, opnieuw gezette druk uit 1979 komt de afwijkende schrijfwijze vaker voor.


De tekstbezorging van De donkere kamer van Damokles

De tekstbezorging bestaat uit drie lijsten. Bij de editeursingrepen wordt een overzicht gegeven van alle correcties die in de geëditeerde tekst zijn aangebracht. De twee andere lijsten geven overzichten van witregels die in de editie van De donkere kamer van Damokles samenvallen met het einde van een pagina en koppeltekens die voorkomen aan het einde van een regel.

Editeursingrepen

In de uitgave van De donkere kamer van Damokles in de Volledige Werken zijn, op grond van het kritisch onderzoek van de basistekst (vijfendertigste druk, 1994, (D31)) en de tekstvergelijking van voorafgaande boekdrukken en overige primaire en secundaire documentaire bronnen die relevant zijn voor de tekstgeschiedenis, de hieronder volgende correcties in de basistekst aangebracht. Na het paginacijfer en het regelnummer van de boekuitgave wordt eerst de verbeterde lezing vermeld, gevolgd door de oorspronkelijke, foutieve lezing van de basistekst. Indien een of meer voorafgaande versies de juiste lezing hebben wordt daarna via het sigle verwezen naar de meest recente tekstversie met deze lezing.

p. 11, r. 31

dat er nergens meer

dat er er nergens meer

D19

p. 12, r. 25

[witregel] – Dag tante Fietje!

– Dag tante Fietje!

D19

p. 23, r. 10

– Het is nu toch zeker

Het is nu toch zeker

 

p. 27, r. 10

– Henri! Wie kan ons

Henri! Wie kan ons

 

p. 37, r. 8

niet naar mij luistert!

niet naar mij luistert.!

D19

p. 37, r. 25-26

Het celluloid was

Het celloloid was

D19

p. 39, r. 22

liep onmiddellijk verder

liep onmiddelijk verder

D19

p. 40, r. 2

het station in Haarlem

het station Haarlem

D19

p. 53, r. 26

liep zij naar de

liep naar de

D19

p. 60, r. 2-3

zoals andere sneeuwpoppen

zoals andere poppen

D19

p. 80, r. 11

– Houd op met vloeken

– Houd je op met vloeken

D19

p. 81, r. 31

Osewoudt nam hem de hoed

Osewoudt nam de hoed

D19

p. 85, r. 26

meneer Van Druten

meneer van Druten

D19

p. 90, r. 11

Meinarends pakte het toestel

Mijnarends pakte het toestel

D19

p. 91. r. 14

– Risico’s zijn er altijd

– Risisco’s zijn er altijd

D19

p. 93, r. 12

– Nooit over nagedacht

– Nooit over gedacht

D19

p. 98, r. 16-17

Het huis was heel anders

Het huis wat heel anders

D19

p. 102, r. 19-20

dan ben je er nog niet, dan moet je

dat ben je er nog niet, dat moet je

D19

p. 102, r. 29

gelatine, wat wij noemen

gelatine wat wij noemen

D19

p. 105, r. 22

laatste rest van de chemicaliënstank

laatste rest van chemicaliënstank

D19

p. 110, r. 1

Het is er daar echt een buurt

Het is daar echt een buurt

D19

p. 116, r. 22-23

door de Duitsers.

door de Duitssers.

D19

p. 117, r. 5

naar het politiebureau gaan?

naar het politiebureau gegaan?

D19

p. 119, r. 19-20

je vrouw en je moeder verdwijnen

je vrouw en moeder verdwijnen

D19

p. 123, r. 30

Onmiddellijk dronk hij

Onmiddelijk dronk hij

D19

p. 127, r. 22

dat eruitzag of

dat erzuitzag of

D19

p. 128, r. 4

geen enkel gespecialiseerd diploma.

geen enkele gespecialiseerd diploma.

D19

p. 131, r. 32

oog op wat er mee gebeurt.

oog op wat er gebeurt.

D19

p. 131, r. 33

Dat is het hem nu juist

Dat is het nu juist

D19

p. 133, r. 35

ontsteken in patriottische woede

onsteken in patriottische woede

D19

p. 136, r. 7

toen hij in Leiden

toen hij Leiden

D19

p. 136, r. 19

doet u het nu werkelijk

doet u het werkelijk

D19

p. 138, r. 26

– Politie, zei hij

Politie, zei hij

D19

p. 143, r. 18

tweede hoek. Toen pas

tweede hoek, Toen pas

D19

p. 153, r. 35

[inspringen] Een broche van brons

[witregel; inspringen] Een broche van brons

D19

p. 154, r. 5

– Laten we hiermee

Laten we hiermee

D19

p. 159, r. 25-26

gedachte aan uitstel.

gedachte aan uitsel.

D19

p. 163, r. 1

‘Hé jij’ keek hem aan.

Hé jij keek hem aan.

 

p. 167, r. 13-14

de aangewezen plaats

de aangezen plaats

D19

p. 168, r. 11

– Kunnen we niet

Kunnen we niet

D19

p. 169, r. 10

– Van zijn moeder, herhaalde

– Van zijn moeder herhaalde

 

p. 174, r. 12

alleen enigszins beefde

alleen enigzins beefde

D19

p. 182, r. 2

geleden nog gesproken!

geleden nog gesproken.

D19

p. 183, r. 16

niet aan je moeder?

niet aan je moeder.?

D19

p. 183, r. 32-33

verboden in de bioscoop!

verboden in bioscoop!

D19

p. 191, r. 14-15

een kwartiermuts van zwart

een kwartiersmuts van zwart

D19

p. 191, r. 23-24

De kogels worden eruitgepeuterd.

De kogels eruitgepeuterd.

D19

p. 196, r. 17

mij onmiddellijk weer

mij onmiddelijk weer

D19

p. 206, r. 8-9

voor mij wisten, maar

voor mij wiste, maar

D19

p. 212, r. 14

op de rechte stoel.

op de rechte stoel

D19

p. 214, r. 26-27

hij onmiddellijk laten

hij onmiddelijk laten

D19

p. 215, r. 5

was, totdat ik Dorbeck

was, todat ik Dorbeck

D19

p. 215, r. 17

terwijl ze hem zoeken

terwijl ze hem zoeken

D19

p. 215, r. 35/p. 216, r. 1

deed ik al alles wat Dorbeck

deed ik alles wat Dorbeck

D19

p. 223, r. 18-19

aan de andere kant

aan de ander kant

D19

p. 228, r. 28

hele vestingen vol gangsters.

hele vestigingen vol gangsters.

D19

p. 235, r. 23

en schonk ze vol.

en schonk vol.

D19

p. 235, r. 30-31

jou onmiddellijk al sympathiek

jou onmiddellijk al sympathiek

D19

p. 238, r. 34

[witregel] Ik ben nu al

Ik ben nu al

D19

p. 239, r. 16

[witregel; niet inspringen] Duizend maal

[witregel; inspringen] Duizend maal

D19

p. 241, r. 17

smaller te laten lijken.

smaller te laten blijken.

D19

p. 241, r. 19

Dacht je dat je hier

Dacht je dat hier

D19

p. 244, r. 14

in Leiden. Klopt dat?

in Leiden klopt dat?

D19

p. 246, r. 20

je niets te doen.

je niets je doen.

D19

p. 248, r. 25-26

de muren. Nooit, nooit

de muren Nooit, nooit

D19

p. 253, r. 8

Ja, mijn moeder noemde

Ja mijn moeder noemde

D19

p. 259, r. 1-2

station in Den Haag!

station in Den Haag.!

D19

p. 270, r. 32-34

moeite gedaan had? De oorlog is nog lang niet afgelopen. Ik kan je nodig hebben. Ik kan in moeilijkheden

moeite gedaan had? Ik kan in moeilijkheden

D19

p. 272, r. 28

bleef een ogenblik met

bleef een ogenbik met

D19

p. 273, r. 6

benen beurtelings op

benen beurteling op

D19

p. 279, r. 22-23

– Verdomme, mompelde hij

Verdomme, mompelde hij

 

p. 279, r. 29

hij onmiddellijk op

hij onmiddelijk op

D19

p. 282, r. 7

van hetzelfde model

van het helfde model

D19

p. 283, r. 18

maar ik ben niet

maar in ben niet

D19

p. 286, r. 22

Hoelderlin zegt:

Hoelderin zegt:

D19

p. 304, r. 7-8

een schoteltje aardbeien.

een schoteltje aardbeiden.

D19

p. 305, r. 35

Het verspreidde een

Het verspreide een

D19

p. 312, r. 11-12

this beautiful morning?

this beautyful morning?

 

p. 318, r. 19

meer dan tweeëneenhalve maand

meer dan tweëeneenhalve maand

D19

p. 318, r. 25-26

ben ik in de nacht

ben in in de nacht

D19

p. 321, r. 35/p. 322, r. 1

de 6e april 1945 dood

de 6e april dood

D19

p. 333, r. 32

erbijgelapt heb, alleen

erbijgelapt hebt, alleen

D19

p. 336, r. 1-2

uit het ziekenhuis Zuidwal.

uit het Ziekenhuis Zuidwal.

D1

p. 343, r. 9-10

Verboden Rijwielen Te Plaatsen

Verboden Rijwielen te plaatsen

 

p. 358, r. 30

beter van worden…

beter van woorden…

D19

p. 363, r. 29

meer in de mond!

meer in de mond.!

D19

p. 365, r. 21-22

spiegel hier! Onmiddellijk!

spiegel hier! Onmiddelijk!

D19

p. 371, r. 26

gebeurd? vroeg Osewoudt.

gebeurd? vroeg Osewoudt?

D19

p. 372, r. 35

niet onmiddellijk antwoord.

niet onmiddelijk antwoord.

D19

p. 393, r. 31

nodig, dan wordt

nodig, dat wordt

D19

p. 398, r. 11

eens, zei pater Beer

eens, zei Pater Beer

D19

p. 402, r. 7

– Het is dezelfde film, zei hij

– Het is dezelfde film zei hij

 

p. 407, r. 4

hun kanonnen gericht

hun kanonnnen gericht

D19


Witregels

Op de volgende pagina’s in de uitgave van De donkere kamer van Damokles valt het staartwit van de pagina samen met een witregel:
p. 18
p. 24
p. 136
p. 399


Koppeltekens

In de uitgave van De donkere kamer van Damokles komen geen afbrekingstekens voor die als koppelteken gelezen moeten worden.



Naar boven